God bewaart in nood
1Een pelgrimslied, van David.
Als de HEERE niet bij ons geweest was
– zeg dat toch, Israël –
2als de HEERE niet bij ons geweest was,
toen mensen tegen ons opstonden,
3dan hadden zij ons levend verslonden,
toen hun toorn tegen ons ontbrandde;
4dan hadden de wateren ons overspoeld
en was een woeste stroom over onze ziel gegaan;
5dan waren de onstuimige wateren
over onze ziel gegaan.
6Geloofd zij de HEERE, Die ons niet overgaf
tot een prooi voor hun tanden.
7Spr. 6:5Onze ziel is ontkomen als een vogel
uit de strik van de vogelvanger;
de strik is gebroken
en wíj zijn ontkomen.
8Ps. 121:2Onze hulp is in de Naam van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
124
God is met ons in den hoogsten nood
1Een lied Hammaälôth, van David. Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, zegge nu Israël,
2Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden;
3Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.
4Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
5Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
6De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof.
7Spr. 6:5.Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.
8Ps. 121:2.Onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft.