Danklied na de ballingschap
1Een pelgrimslied.
Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren,
waren wij als mensen die droomden.
2Job 8:21Toen werd onze mond vervuld met lachen
en onze tong met gejuich.
Toen zei men onder de heidenvolken:
De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan!
3De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan,
daarom zijn wij verblijd.
4HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap,
zoals waterstromen in het zuiden.
5Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.
6Wie het zaad draagt en dat zaait,126:6 Wie het zaad draagt en dat zaait - Letterlijk: wie de zaadbuidel draagt.
gaat al wenend zijn weg;
maar hij zal zeker terugkomen met gejuich,
en zijn schoven dragen.
126
Dank voor wonderbare verlossing
1Een lied Hammaälôth. Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen.
2Job 8:21.Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.
3De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.
4O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.
5Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
6Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.