Laat de schepping God loven
1Halleluja!
Loof de HEERE vanuit Openb. 5:13de hemel,
loof Hem in Luk. 2:14de hoogste plaatsen.
2Loof Hem, al Zijn engelen,
loof Hem, al Zijn legermachten.
3Loof Hem, zon en maan,
loof Hem, alle lichtende sterren.
4Loof Hem, allerhoogste hemel,148:4 allerhoogste hemel - Letterlijk: hemel der hemelen.
en water dat boven de hemel is.
5Laten zij de Naam van de HEERE loven,
want Gen. 1:6,7,8 enz.; Ps. 33:6,9toen Híj het gebood, werden zij geschapen.
6Ps. 104:5; 119:91Hij heeft ze vast doen staan, voor eeuwig en altijd,
Job 14:5,13; 26:10; 38:33; Jer. 31:35; 33:25hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
7Loof de HEERE vanaf de aarde,
zeemonsters en alle diepe wateren,
8vuur en hagel, sneeuw en damp,
stormwind, die Zijn woord doet,
9bergen en alle heuvels,
vruchtbomen en alle ceders,
10wilde dieren en alle vee,
kruipende dieren en gevleugelde vogels,
11koningen van de aarde en alle volken,
vorsten en alle rechters op aarde,
12jongemannen en ook meisjes,
ouderen en jongeren samen.
13Laten zij de Naam van de HEERE loven,
want Spr. 18:10; Jes. 12:4Zijn Naam alleen is hoogverheven,
Zijn majesteit welft zich over aarde en hemel.
14Ps. 132:17Hij heeft de hoorn van Zijn volk opgeheven,
de roem van al Zijn gunstelingen,
van de Israëlieten, het volk dat nabij Hem is.
Halleluja!
148
Alle schepselen loven den HEERE
1Hallelujah! Looft den HEERE uit de Openb. 5:13.hemelen; looft Hem in de Luk. 2:14.hoogste plaatsen!
2Looft Hem, al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen!
3Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!
4Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en gij wateren, die boven de hemelen zijt!
5Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Gen. 1:6, 7, 8 enz. Ps. 33:6, 9.als Hij het beval, zo werden zij geschapen.
6En Ps. 104:5. 119:91.Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij Job 14:5, 13. 26:10. 38:33. Jer. 31:35. 33:25.heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
7Looft den HEERE, van de aarde; gij walvissen en alle afgronden!
8Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!
9Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen en alle cederbomen!
10Het wild gedierte en alle vee; kruipend gedierte en gevleugeld gevogelte!
11Gij koningen der aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde!
12Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen!
13Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Spr. 18:10. Jes. 12:4.Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel.
14En Hij Ps. 132:17.heeft den hoorn Zijns volks verhoogd, den roem al Zijner gunstgenoten, der kinderen Israëls, des volks, dat nabij Hem is. Hallelujah!