De HEERE en Zijn Gezalfde
1Waarom Hand. 4:25woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
2De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
3Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
4Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
5Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
6Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
7Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: Hand. 13:33; Hebr. 1:5; 5:5U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
8Eis van Mij Ps. 22:28; 72:8en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
9Openb. 2:27; 19:15U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
10Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
11Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
12Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Ps. 34:9; Spr. 16:20; Jes. 30:18; Jer. 17:7; Rom. 9:33; 10:11; 1 Petr. 2:6Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
2
Strijd en zegepraal van den Messías
1Waarom Hand. 4:25.woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
2De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende:
3Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.
4Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten.
5Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
6Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
7Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Hand. 13:33. Hebr. 1:5. 5:5.Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
8Eis van Mij, Ps. 22:28. 72:8.en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
9Openb. 2:27. 19:15.Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.
10Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!
11Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving.
12Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Ps. 34:9. Spr. 16:20. Jes. 30:18. Jer. 17:7. Rom. 9:33. 10:11. 1 Petr. 2:6.Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.