Psalm 27
Psalm 27
Het boek Psalmen
HSV

Sterk in de HEERE

1Een psalm van David.

Jes. 10:17; 60:19,20; Micha 7:8; Luk. 1:79; Joh. 1:4; 8:12; Openb. 21:23De HEERE is mijn licht en mijn heil,

Ps. 118:6voor wie zou ik vrezen?

De HEERE is mijn levenskracht,

voor wie zou ik angst hebben?

2Toen kwaaddoeners op mij afkwamen,

om mij levend te verslinden27:2 levend te verslinden - Letterlijk: om mijn vlees te eten.

– mijn tegenstanders en mijn vijanden –

struikelden zij zelf en vielen.

3Al belegerde mij een leger,

mijn hart zou niet vrezen;

al brak er een oorlog tegen mij uit,

toch vertrouw ik hierop.

4Eén ding heb ik van de HEERE verlangd,

dát zal ik zoeken:

dat ik wonen mag in het huis van de HEERE,

al de dagen van mijn leven,

om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen

en te onderzoeken in Zijn tempel.

5Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut

op de dag van het onheil.

Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent,

Hij plaatst mij hoog op een rots.

6Nu heft mijn hoofd zich omhoog

boven mijn vijanden, die mij omringen.

Ik zal in Zijn tent offers brengen onder geschal van trompetten;

ik zal zingen, ja, ik zal psalmen zingen voor de HEERE.

7Hoor, HEERE, mijn stem als ik roep;

wees mij genadig en antwoord mij.

8Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt:

Zoek Mijn aangezicht.

Ik zóek Uw aangezicht, HEERE,

9verberg Uw aangezicht niet voor mij.

Wijs Uw dienaar niet af in toorn,

U bent mijn hulp geweest;

laat mij niet in de steek en verlaat mij niet,

o God van mijn heil.

10Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten,

maar de HEERE zal mij aannemen.

11HEERE, Ps. 25:4; 86:11; 119leer mij Uw weg,

leid mij op een geëffend pad

omwille van mijn belagers.

12Geef mij niet over aan de begeerte van mijn tegenstanders,

want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan

en mensen die briesen van geweld.

13Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE

zou zien in het land van de levenden,

ik was vergaan.

14Jes. 25:9; 33:2; Hab. 2:3Wacht op de HEERE,

wees sterk

en Hij zal uw hart sterk maken;

ja, wacht op de HEERE.

27

Sterk in den HEERE

1Een psalm van David. Jes. 10:17. 60:19, 20. Micha 7:8. Luk. 1:79. Joh. 1:4. 8:12. Openb. 21:23.De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, Ps. 118:6.voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?

2Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.

3Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.

4Eén ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

5Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.

6Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE.

7Hoor, HEERE! mijn stem, als ik roep; en wees mij genadig, en antwoord mij.

8Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoekt Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o HEERE!

9Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!

10Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen.

11HEERE! Ps. 25:4. 86:11. 119.leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.

12Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.

13Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan.

14Jes. 25:9. 33:2. Hab. 2:3.Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.