Psalm 28
Psalm 28
Het boek Psalmen
HSV

Gebed om verlossing

1Een psalm van David.

Tot U roep ik, HEERE, mijn rots.

Houd U niet doof voor mij!

Ps. 143:7Want houdt U Zich stil voor mij,

dan ben ik aan hen gelijk Ps. 30:4die in de kuil neerdalen.

2Hoor mijn luide smeekbeden,

wanneer ik tot U roep,

wanneer ik mijn handen ophef

naar Uw binnenste heiligdom.

3Ruk mij niet weg met de goddelozen

en met allen die onrecht bedrijven,

Ps. 12:3; Jer. 9:8die van vrede spreken met hun naaste,

terwijl er kwaad is in hun hart.

4Geef hun loon naar wat zij doen

en naar hun slechte daden,

geef hun naar het werk van hun handen,

vergeld hun naar wat zij verdienen.

5Want zij letten niet

op de daden van de HEERE,

en op het werk van Zijn handen;

daarom zal Hij hen afbreken en niet opbouwen.

6Geloofd zij de HEERE,

want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.

7De HEERE is mijn kracht en mijn schild;

op Hem heeft mijn hart vertrouwd

en ik ben geholpen.

Daarom springt mijn hart op van vreugde

en zal ik Hem met mijn lied loven.

8De HEERE is hun kracht,

Hij is de kracht achter de overwinningen van Zijn gezalfde.

9Verlos Uw volk en zegen Uw eigendom,

weid hen en draag hen tot in eeuwigheid.

28

Gebed om verlossing

1Een psalm van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; Ps. 143:7.opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met Ps. 30:4.degenen, die in den kuil nederdalen.

2Hoor de stem mijner smekingen, als ik tot U roep, als ik mijn handen ophef naar de aanspraakplaats Uwer heiligheid.

3Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, Ps. 12:3. Jer. 9:8.die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart.

4Geef hun naar hun doen, en naar de boosheid hunner handelingen; geef hun naar hunner handen werk; doe hun vergelding tot hen wederkeren.

5Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen.

6Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft de stem mijner smekingen gehoord.

7De HEERE is mijn Sterkte en mijn Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen; dies springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem met mijn gezang loven.

8De HEERE is hunlieder Sterkte, en Hij is de Sterkheid der verlossingen Zijns Gezalfden.

9Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid.