Psalm 63
Psalm 63
Het boek Psalmen
HSV

Verlangen naar God

1Een psalm van David, toen hij in de 1 Sam. 22:5; 23:14,15woestijn van Juda was.

2O God, U bent mijn God!

U zoek ik vroeg in de morgen;

mijn ziel dorst naar U,

mijn lichaam verlangt naar U

in een land, dor en dorstig, zonder water.

3Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd,

Uw macht en Uw heerlijkheid gezien.

4Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven;

daarom zullen mijn lippen U prijzen.

5Zo zal ik U loven in mijn leven,

in Uw Naam zal ik mijn handen opheffen.

6Mijn ziel zal als met vet en overvloed verzadigd worden;

mijn mond zal roemen met vrolijk zingende lippen.

7Wanneer ik aan U denk op mijn bed,

over U peins in nachtwaken –

8voorzeker, U bent een Helper voor mij geweest;

onder de schaduw van Uw vleugels zal ik vrolijk zingen.

9Mijn ziel klampt zich aan U vast, komt achter U aan,

Uw rechterhand ondersteunt mij.

10Maar dezen, die mij naar het leven staan om dat te verwoesten,

komen in de laagste plaatsen van de aarde.De SV heeft deze idiomatische uitdrukking letterlijk vertaald met “iemands ziel zoeken”. Aangezien deze uitdrukking tegenwoordig nog maar door weinigen begrepen wordt, heeft de HSV ervoor gekozen deze uitdrukking idiomatisch te vertalen met “iemand naar het leven staan”. Het Hebreeuwse “nèfèsh” dat in de SV vaak ten onrechte met “ziel” is vertaald, kan overigens, afhankelijk van de context, ook heel goed vertaald worden met “leven”.

11Men zal hen neer doen storten door het geweld van het zwaard,

zij zullen de vossen ten deel zijn.

12Maar de koning zal zich in God verblijden;

al wie bij Hem zweert, zal zich beroemen,

want de mond van de leugenaars zal gestopt worden.

63

Verlangen naar God

1Een psalm van David, als hij was in de 1 Sam. 22:5. 23:14, 15.woestijn van Juda.

2O God! Gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water.

3Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer;

4Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen.

5Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen.

6Mij ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen.

7Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.

8Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen.

9Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt mij.

10Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, zullen komen in de onderste plaatsen der aarde.

11Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen den vossen ten deel worden.

12Maar de koning zal zich in God verblijden; een iegelijk, die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt worden.