Vervolg van Psalm 9: Gebed in bange tijden
1HEERE, waarom blijft U van verre staan?
Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid?
2Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige.
Ps. 7:16; 9:16; Spr. 5:22Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben!
3Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens;10:3 zijn hartenwens - Letterlijk: de wens van zijn ziel.
hij zegent de hebzuchtige, hij lastert de HEERE.
4De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet.
Ps. 14:1; 53:2Al zijn gedachten zijn: Er is geen God!
5Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet.
Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich;
al zijn tegenstanders blaast hij weg.
6Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen,
want van generatie op generatie zal mij geen onheil treffen.
7Rom. 3:14Zijn mond is vol vervloeking, bedrog en list,
onder zijn tong is kwaad en onrecht.
8Hij ligt in een hinderlaag in de dorpen,
op verborgen plaatsen doodt hij de onschuldige,
zijn ogen loeren op de arme.
9Hij ligt in een hinderlaag op een verborgen plaats,
zoals een leeuw in zijn schuilplaats;
hij ligt in een hinderlaag om de ellendige te overvallen,
hij overvalt de ellendige als hij hem in zijn net trekt.
10Hij duikt neer, hij bukt zich,
en de arme valt in zijn sterke poten.
11Ps. 94:7Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten,
Hij heeft Zijn aangezicht verborgen,
Hij ziet het in eeuwigheid niet.
12Sta op, HEERE God, hef Uw hand op,
vergeet de ellendigen niet.
13Waarom lastert de goddeloze God?
Waarom zegt hij in zijn hart: U zult geen rekenschap eisen?
14Ú ziet het wél, want U aanschouwt de moeite en het verdriet,
opdat men het in Uw hand geeft;
op Ú verlaat de arme zich,
U bent geweest een Helper van de wees.
15Breek de arm van de goddeloze en de kwaaddoener,
eis rekenschap van hem over zijn goddeloosheid, tot U er niets meer van vindt.
16Ps. 29:10; 145:13; 146:10; Jer. 10:10; Klaagl. 5:19; Dan. 4:3; 6:27; 1 Tim. 1:17De HEERE is Koning, eeuwig en altijd;
de heidenvolken zijn uit Zijn land verdwenen.
17U hebt de wens van de zachtmoedigen gehoord, HEERE,
U zult hun hart versterken, Uw oor zal er acht op slaan
18om de wees en de verdrukte recht te doen.
Dan zal een aardse sterveling10:18 een aardse sterveling - Letterlijk: een sterveling uit de aarde. voortaan geen geweld meer bedrijven.
10
Gebed om beteugeling der overmoedige boosheid
1O HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?
2De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; Ps. 7:16. 9:16. Spr. 5:22.laat hen gegrepen worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben.
3Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE.
4De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; Ps. 14:1. 53:2.al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
5Zijn wegen maken te allen tijde smarte; Uw oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan.
6Hij zegt in zijn hart; Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.
7Rom. 3:14.Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
8Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme.
9Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
10Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten.
11Ps. 94:7.Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
12Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.
13Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken?
14Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.
15Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt.
16Ps. 29:10. 145:13. 146:10. Jer. 10:10. Klaagl. 5:19. Dan. 4:3. 6:27. 1 Tim. 1:17.De HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land.
17HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;
18Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.