Loof de HEERE en wees Hem gehoorzaam
1Kom, laten wij vrolijk zingen voor de HEERE,
laten wij juichen voor de rots van ons heil.
2Laten wij Zijn aangezicht tegemoet gaan met een loflied,
laten wij voor Hem juichen met psalmen.
3Want de HEERE is een groot God,
ja, een groot Koning boven alle goden.
4Job 26:6In Zijn hand zijn de diepste plaatsen van de aarde
en de toppen van de bergen zijn van Hem.
5Van Hem is ook de zee, want Híj heeft haar gemaakt,
Zijn handen hebben het droge gevormd.
6Kom, laten wij ons neerbuigen en neerbukken,
laten wij knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft.
7Ps. 100:3Want Hij is onze God
en wij zijn het volk van Zijn weide
en de schapen van Zijn hand.
Hebr. 3:7Heden, indien u Zijn stem hoort,
8verhard uw hart niet, Ex. 17:7; Num. 20:1,3,13; Deut. 6:16zoals te Meriba,
zoals in de dagen van Massa in de woestijn:
9daar stelden uw vaderen Mij op de proef,
daar Hebr. 3:9beproefden zij Mij, hoewel zij Mijn werk zagen.
10Hebr. 3:17Veertig jaar heb Ik gewalgd van dit geslacht;
Ik heb gezegd: Zij zijn een volk met een dwalend hart,
en zíj kennen Mijn wegen niet.
11Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen:
Mijn rust zullen zij nooit binnengaan!Het Hebreeuws heeft hier een constructie die we in het Nederlands niet kennen. Letterlijk staat er “Indien zij mijn rust zullen binnengaan!” Omwille van de duidelijkheid heeft de HSV niet, zoals de SV, voor een letterlijke weergave gekozen. Het is mogelijk dat dit in het Nederlands van de 17e eeuw een minder groot probleem was. In het hedendaagse taalgebruik is het risico echter te groot dat de bedoeling van deze plechtige eed van God totaal niet overkomt, wat een grote verarming zou zijn.
95
Opwekking om God te loven
1Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
2Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.
3Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;
4Job 26:6.In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
5Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.
6Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
7Ps. 100:3.Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Hebr. 3:7.Heden, zo gij Zijn stem hoort,
8Verhardt uw hart niet, Ex. 17:7. Num. 20:1, 3, 13. Deut. 6:16.gelijk te Meríba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
9Waar Mij uw vaders verzochten, Hebr. 3:9.Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.
10Hebr. 3:17.Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.
11Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!