Vrij van de wet
1Of, broeders, weet u niet – ik spreek immers tot mensen die de wet kennen – dat de wet over de mens heerst zolang hij leeft?
21 Kor. 7:39Want de gehuwde vrouw is door de wet 1 Kor. 7:2,10gebonden aan de man zolang hij leeft. Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond.
3Matt. 5:32Daarom dan, als zij de vrouw van een andere man wordt terwijl haar man leeft, zal zij een overspelige genoemd worden. Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt.
4Zo, mijn broeders, Gal. 2:19; 1 Petr. 4:1bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God.
5Want toen wij in het vlees waren, waren de hartstochten van de zonden, die geprikkeld worden door de wet, in onze leden werkzaam om vrucht te dragen voor de dood.
6Maar nu zijn wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij Rom. 2:29; 2 Kor. 3:6in nieuwheid van Geest dienen, en niet in oudheid van letter.
De wet leert de zonde kennen
7Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, Rom. 3:20; Hebr. 7:18ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: Ex. 20:17; Deut. 5:21U zult niet begeren.
8Joh. 15:22; Rom. 4:15; 5:20; Gal. 3:19Maar de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en in mij allerlei begeerte teweeggebracht, want zonder de wet is de zonde dood.
9Ik nu leefde voorheen zonder wet, maar toen het gebod kwam, is de zonde weer levend geworden. Ik echter ben gestorven.
10En het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek voor mij de dood te betekenen.
11Want de zonde heeft door het gebod een aanleiding gevonden en mij misleid en daardoor gedood.
121 Tim. 1:8Zo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
13Is dan het goede de oorzaak van mijn dood geworden? Volstrekt niet! Maar de zonde heeft – opdat zij als zonde zichtbaar zou worden – door het goede voor mij de dood teweeggebracht, opdat door het gebod de zonde uitermate zondig zou blijken te zijn.
Inwendige strijd
14Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, Jes. 52:3verkocht onder de zonde.
15Wat ik namelijk teweegbreng, doorzie ik niet, Gal. 5:17want niet wat ik wil, dat doe ik, maar wat ik haat, dat doe ik.
16En als ik dat doe wat ik niet wil, val ik de wet bij dat zij goed is.
17Nu ben ik het echter niet meer die dit teweegbrengt, maar de zonde die in mij woont.
18Gen. 6:5; 8:21Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont. Immers, het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet.
19Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont.
21Ik ontdek dus deze wet in mij: dat, als ik het goede wil doen, het kwade dicht bij mij ligt.
22Efez. 3:16Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God.
23Gal. 5:17Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.
24Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?
25Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.
26Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde.
7
De Christen vrij van de wet
1Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
21 Kor. 7:39.Want een vrouw, die onder den man staat, is aan den levenden man 1 Kor. 7:2, 10.verbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans.
3Matt. 5:32.Daarom dan, indien zij eens anderen mans wordt, terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is, als zij eens anderen mans wordt.
4Zo dan, mijn broeders, Gal. 2:19. 1 Petr. 4:1.gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.
5Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen.
6Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen Rom. 2:29. 2 Kor. 3:6.in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter.
De werking der wet
7Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, Rom. 3:20. Hebr. 7:18.ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: Ex. 20:17. Deut. 5:21.Gij zult niet begeren.
8Joh. 15:22. Rom. 4:15. 5:20. Gal. 3:19.Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood.
9En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven.
10En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden.
11Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid, en door hetzelve gedood.
121 Tim. 1:8.Alzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig, en rechtvaardig, en goed.
Inwendige strijd
13Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden; opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn; werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde boven mate werd zondigende door het gebod.
14Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, Jes. 52:3.verkocht onder de zonde.
15Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; Gal. 5:17.want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
16En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
17Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18Gen. 6:5. 8:21.Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22Efez. 3:16.Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
23Gal. 5:17.Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.
26Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.