Spreuken 24
Het boek Spreuken

HSV

Vermaningen

1Wees Ps. 37:1; Spr. 3:31; 23:17niet jaloers op slechte mensen,

en verlang er niet naar om bij hen te zijn,

2want hun hart bedenkt verwoesting

Ps. 10:7en hun lippen spreken onheil.

3Door wijsheid wordt een huis gebouwd

en door inzicht wordt het gegrondvest.

4Door kennis worden binnenkamers gevuld

met allerlei kostbare en aangename bezittingen.

5Spr. 21:22Een wijs man is sterk,

en een man van kennis zet zijn krachten in.

6Spr. 11:14; 15:22; 20:18Want na rijp beraad zult u oorlog voeren voor uzelf,

en in een veelheid van raadgevers ligt de overwinning.

7Spr. 14:6Alle wijsheid is voor een dwaas te hoog,

hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.

8Wie kwaad doen beraamt,

die zal men een meester in listige plannen noemen.

9Het bedenken van dwaasheid is zonde,

een spotter is een gruwel voor de mens.

10Als u zich in de dag van benauwdheid slap opstelt,

is uw kracht beperkt.

11Ps. 82:4Red hen die opgepakt zijn om te sterven,24:11 om te sterven - Letterlijk: voor de dood.

wee als u zich afzijdig houdt van wie wankelend ter slachting gaat.

12Wanneer u zegt: Zie, wij hebben dat niet geweten,

zal Hij Die de harten toetst, dat niet merken?

Hij Die uw ziel gadeslaat, zal Híj het niet weten?

Job 34:11; Ps. 62:13; Jer. 32:19; Rom. 2:6; Openb. 22:12Immers, Hij zal een mens vergelden naar zijn werk.

13Eet honing, mijn zoon, want dat is goed,

en honingzeem is zoet voor je gehemelte.

14Ps. 19:11; 119:103Evenzo is het kennen van wijsheid voor je ziel:

als je haar vindt, Spr. 23:18dan is er toekomst,

en wordt je hoop niet afgesneden.

15Goddeloze, loer niet op de woning van een rechtvaardige,

verwoest zijn verblijfplaats niet,

16want al valt een rechtvaardige Job 5:19; Ps. 34:20zevenmaal, hij staat weer op,

maar Amos 5:2; 8:14goddelozen struikelen in onheil.

17Job 31:29; Spr. 17:5Verblijd u niet als uw vijand valt,

en laat uw hart zich niet verheugen als hij struikelt,

18anders zou de HEERE het zien en zou het slecht zijn in Zijn ogen,

en zou Hij Zijn toorn van hem afwenden.

19Vers 1; Ps. 37:1; 73:3; Spr. 3:31; 23:17Ontsteek niet in woede over de kwaaddoeners,

wees niet jaloers op de goddelozen,

20want het kwaad heeft geen toekomst,

Job 18:5,6; Spr. 13:9; 20:20de lamp van goddelozen wordt uitgedoofd.

21Mijn zoon, vrees de HEERE en de koning,

laat je niet in met hen die op veranderingen uit zijn,

22want hun ondergang zal plotseling opdagen

en wie kent de verdrukking door hen beiden teweeggebracht?

23Ook deze spreuken zijn van de wijzen:

Het is niet goed Ex. 23:3,6; Lev. 19:15; Deut. 1:17; 16:19; Spr. 18:5; 28:21; Joh. 7:24; Jak. 2:1partijdig te zijn24:23 partijdig te zijn - Letterlijk: het gezicht aan te zien. in een rechtszaak.

24Spr. 17:15; Jes. 5:23Wie tegen een goddeloze zegt: U bent rechtvaardig,

die zullen de volken vervloeken,

de natiën zullen hem verwensen,

25maar hun die voor het recht opkomen, zal het aangenaam zijn,

de zegen van het goede zal over hen komen.

26Men zal de lippen kussen

van hem die met oprechte woorden antwoordt.

27Regel uw werk buiten

en maak het op de akker voor u gereed,

en bouw daarna uw huis.

28Wees niet zonder reden getuige tegen uw naaste,

want zou u met uw lippen misleiden?

29Rom. 12:17,19Zeg niet: Zoals hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen,

ik zal die man vergelden naar zijn werk.

30Ik ging langs de akker van een luiaard,

ja, langs de wijngaard van een mens zonder verstand.24:30 zonder verstand - Letterlijk: zonder hart.

31En zie, hij was helemaal vol gegroeid met netels,

distels bedekten zijn oppervlak,

en zijn stenen muur was afgebroken.

32Toen ik het zelf aanschouwde, nam ik het ter harte,

ik zag het en nam vermaning aan:

33Spr. 6:10,11een beetje slapen, een beetje sluimeren,

een beetje liggen met gevouwen handen,

34zo komt uw armoede over u als een wandelaar

en uw gebrek als een gewapend man.24:34 een gewapend man - Letterlijk: een man van schild.

24

Vermaningen

1Zijt Ps. 37:1. Spr. 3:31. 23:17.niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.

2Want hun hart bedenkt verwoesting, Ps. 10:7.en hun lippen spreken moeite.

3Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd;

4En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed.

5Spr. 21:22.Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt de kracht vast.

6Spr. 11:14. 15:22. 20:18.Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning.

7Spr. 14:6.Alle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen.

8Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.

9De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel.

10Vertoont gij u slap ten dage der benauwdheid, uw kracht is nauw.

11Ps. 82:4.Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt.

12Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij, Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Job 34:11. Ps. 62:13. Jer. 32:19. Rom. 2:6. Openb. 22:12.Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk.

13Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.

14Ps. 19:11. 119:103.Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, Spr. 23:18.zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden.

15Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.

16Want de rechtvaardige zal Job 5:19. Ps. 34:20.zevenmaal vallen, en opstaan; maar Amos 5:2. 8:14.de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.

17Job 31:29. Spr. 17:5.Verblijd u niet, als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;

18Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere.

19Vers 1. Ps. 37:1. 73:3. Spr. 3:31. 23:17.Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.

20Want de kwade zal geen beloning hebben, Job 18:5, 6. Spr. 13:9. 20:20.de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.

21Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;

22Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang?

23Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Ex. 23:3, 6. Lev. 19:15. Deut. 1:17. 16:19. Spr. 18:5. 28:21. Joh. 7:24. Jak. 2:1.Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed.

24Spr. 17:15. Jes. 5:23.Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn.

25Maar voor degenen, die hem bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hen komen.

26Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt.

27Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis.

28Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij verleiden met uw lippen?

29Rom. 12:17, 19.Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal een ieder vergelden naar zijn werk.

30Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;

31En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.

32Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan;

33Spr. 6:10, 11.Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende;

34Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.