Wie zegent, wordt gezegend Hier is weer het andere refrein in deze brief. De schrijver komt weer terug op het geestelijke probleem bij zijn lezers. Nu bemoedigt hij hen door erop wijzen dat God hun werk en inspanning voor Zijn kinderen niet vergeet. Hij roept hen ertoe op dat zij allemaal zich zo zullen inzetten voor de kinderen van de Heere. Hij zal dat niet ongezegend laten. Zij zullen mogen delen in de vervulling van Gods beloften, net zoals anderen dat ook hebben mogen doen. Bovendien geeft dat een volle zekerheid van de hoop, het hele leven door. Hoe is ónze inzet voor Gods kinderen? Wat betekenen wij voor hen, dichtbij en ver weg? Hebben wij oog voor vervolgde christenen? Ook wij zijn misschien traag geworden in het goeddoen. We worden hier aangespoord om aan het werk te gaan, elk met eigen mogelijkheden. God zal ons zegenen! Gods kinderen goeddoen brengt zegen met zich mee!