Een vriendelijk appel Jozef heeft het vertrouwen van zijn leidinggevende door Gods genade gewonnen. Hij is werkzaam binnen de muren van de gevangenis. Hij komt bij de schenker en de bakker die aan het hof van de farao werkten. Hun zaak moet nog voor de rechter komen. Die morgen kijken ze somber. Ze hebben een angstige droom gehad. Voor de oosterling geeft dit extra angst, zeker als de droom niet uitgelegd kan worden. Jozef hoort eerst de droom van de schenker aan en heeft erbij gezegd dat de uitleg van God is. De schenker hoort met blijdschap wat de uitleg is. Bevrijding wacht voor hem. Jozef heeft wel een vriendelijk verzoek, want hij zit nog steeds onschuldig in de gevangenis, daarom vraagt hij de schenker om, als hij weer vrij is, bij de kroon, bij de farao in beroep te gaan en aan hem, aan Jozef te denken. Logisch, zo’n vriendelijk appèl voor hem die zo’n heerlijke boodschap bracht. Een moordenaar deed een vriendelijke appèl op Jezus en wat een uitkomst!