19 mei 2020

Zo zegt de Heere HEERE: Ík zal Zelf een deel van de kruin van de hoge ceder nemen en in de grond zetten.
Ezechiël 17:22
Drie adelaars en een twijg
Opnieuw spreekt Ezechiël in de vorm van een gelijkenis, dit keer deels in poëzie. Het beeld is dat van een adelaar die de top van een cederboom afrukt en naar een land van kooplieden brengt om hem daar te planten. Er volgt uitleg, maar de goede verstaander in die tijd had het al begrepen: Nebukadnezar had een deel van Israël gedeporteerd naar Babel. Ook het vervolg zal voor zich gesproken hebben: de uitgegroeide twijg richt zijn hoop op een andere adelaar en wordt daarin volkomen teleurgesteld. Beeld voor Israël dat hoopt op bevrijding door Egypte. Maar dan komt de derde adelaar, de HEERE Zelf, die het twijgje Israël op een hoge en verheven berg plant. Twee keer wordt benadrukt dat dit gebeurt opdat ieder weet dat de HEERE gesproken (en gehandeld) heeft. Erkennen ook wij in de geschiedenis Gods handelen met de volkeren en met Zijn eigen volk?
De overdenking van het eeuwige leven geeft troost tegenover de korte duur van het natuurlijke leven. (Th. Watson)
bron: https://www.royaljongbloed.com/nl/product/volharding-2020/