Als het dode hout gaat bloeien God wordt het gemor moe. Hij zal duidelijk de priester naar Zijn hart aanwijzen. Alle stammen moeten een staf inleveren. Daar liggen nu twaalf staven voor de plaats waar de Tien Woorden bewaard worden. Het gaat wéér om wat gehoorzaamheid nu eigenlijk is. Wie zal de stammen priesterlijk leiden? Wie zal het volk van God voeren naar de bronnen van het Leven? Wiens staf zal heilbrengend en levenwekkend zijn? Een spannende nacht volgt. Bij het aanbreken van de nieuwe dag blijkt de staf van Levi’s stam, met daarop de naam van Aäron, te bloeien én vruchten te dragen, tegelijkertijd. De staf van alle anderen is dezelfde als voorheen. Toch is nu alles anders! De stamhoofden krijgen hun staf terug. Zij mogen op hun plek hun taak vervullen. Maar wel met een priesterlijk hart, zoals Aäron. Verwijzend naar en zo gehoorzaam aan de HEERE. Een waakzaam en dienend leven, waarin de vrucht van de Geest gevonden wordt. ‘Laat m’ in U blijven, groeien, bloeien, o Heiland …’ (Gezang 229:1, Herv. Bundel 1938)