Betrapt Paulus neemt het leven van de ouderlingen onder de loep. Bij het lezen kan het zomaar wat afstand creeëren, kan het iets zijn van: zij en ik. Maar zo zetten we onszelf buiten spel. Er wordt een gevoelig onderwerp aan de orde gesteld. Het zit ’m vast op het belijden van concrete zonden. Sommigen doen alsof de zonden hen benauwen, anderen doen dit pas als ze betrapt worden. Een heel zwak punt in het leven van de gemeente, van ons leven, is dat we wel over zonden afstandelijk spreken, maar het belijden van de zonden tegenover God en elkaar laten we voor wat het is. Hebben we vanmorgen echt de wet van God gehoord? Het lijkt er meer op, dat een zondaar uit het moeras getrokken moet worden. Pas als een zondaar metterdaad betrapt is en dan …? Dan echt belijden: 'Ik heb gezondigd tegen de hemel, waar God woont en tegen mijn …?' Vul het maar in. Zo gaat het ook met de goede werken, in het leven van de dankbaarheid. Hun werken volgen hen na …! Het niet belijden van zonden werkt negatief in je ziel en in je lichaam.