En God zei: Laat de aarde levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo. Genesis 1:24
Naar hun soort De zesde dag breekt aan. Nu wordt, zoals Psalm 104 aangeeft, duidelijk waarom op de derde dag al dat zaaddragend gewas er moest komen. Het dient tot voedsel voor mens en dier, die op de zesde dag geschapen worden. Opmerkelijk dat er staat: 'Laat de aarde de dieren voortbrengen.' Ook de mens wordt straks uit de aarde genomen. Dat zet dier en mens op hun plaats. Wij zijn uit de aarde genomen. Stof uit stof. Geen reden om ons tegenover God te verheffen. Maar liefst vier keer staat er: 'naar hun soort'. Ook in het dierenrijk schept God orde. Daardoor kunnen na de zondeval reine van onreine dieren onderscheiden worden. Daarvan is hier nog geen sprake, want nu beoordeelt God alles nog als 'goed'. Laten we maar gerust aannemen dat de dood er nog niet is. Wie hier eerbiedig leest, heeft geen behoefte aan spitsvondige vragen over scherpe leeuwentanden en vleesetende planten. Als wij bidden, moeten we niet alleen denken aan wat ons ontbreekt, maar ook aan wat wij hebben ontvangen, erkennende dat wij alles uit Hem hebben. (Thomas Manton)