Aanroepen De psalmist is eenkennig, niemand anders dan de Heere alleen heeft hij met zijn hele wezen lief. De reden daarvoor? God neigt Zijn oor op zijn smekend roepen. Op het punt van aanroepen doet de dichter dit zijn leven lang. Je leest de bewijzen daarvan. Ten eerste riep hij de Heere aan toen hij doodsangsten uitstond en het stikbenauwd had, en God redde. Wat kan hij God daarvoor (terug)doen? Het enige is het drankoffer brengen, hij heft de beker van de verlossingen op zoals bij de Paasmaaltijd gebeurt, en weer roept hij de Naam van de Heere aan. En dan? Hij zal dankbaar zijn hele leven aan de Heere wijden, hij zal Hem als Zijn knecht dienen. Je ziet hem met zijn dankoffer, en voor de derde keer galmt het aanroepen van de Naam van de Heere door de ruimte. Je gelooft in God en daarom roep je steeds Zijn Naam aan. God vraagt in alles jouw aandacht.