Voer minimaal 2 tekens in.
… zo zijn onze ogen gericht op de HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig is.
Psalm 123:2b
Genade voor een vernederd pelgrimsvolk
Na het stilstaan in de poort zijn we nu in Gods huis, het gebedshuis. Als de tollenaar, zegt Jezus, gegaan om te bidden. In Gods huis zijn er geen claims, daar smeken boetelingen. Zij zijn als knechten en dienstmaagden die vragend opzien naar de handen van hun meerdere. Israël staat zo in het huis van de Heere aanhoudend op God te staren voor de onmisbare hulpverlening. Ieders ogen zijn op God, de verlossende genade waarop wordt gewacht komt zeker. Genade is de hartenwens. Met het tweemaal 'wees ons genadig' zegt de mond ronduit waarnaar met wijd opengesperde ogen smachtend wordt uitgezien. Moeitevol pelgrimsleven, pelgrims worden veracht en bespot. Maar het laatste is: de Heere veracht hen niet! Onderweg naar het Vaderhuis verootmoedig en veroordeel jij jezelf duizenden keren, achter de Meester ervaar je minachting en spot, echter Hij troost je: 'Mijn liefde zocht jou en Mijn bloed kocht jou'. Eind goed, al goed.
Wanneer wij verlangen dat de Heere ons verdedigt, dan dienen we onszelf te verloochenen. (Johannes Calvijn)