En wat u zaait, daarvan zaait u niet het lichaam dat worden zal, maar een kale graankorrel, al naar het voorvalt, van tarwe of van een van de andere graansoorten. 1 Korinthe 15:37
De ingezaaide akker Ik vind het altijd indrukwekkend, bij een open graf te staan. Net voor de kist zakt mag ik uitspreken: ‘We zaaien het lichaam als een zaad in de akker van de aarde. Dat doen we omdat we geloven in en hopen op de opstanding uit de dood.’ Ik ben van die woorden gaan houden. Woorden doen iets. Dat ‘zaaien’ verandert de beleving op het kerkhof. Dat is zó anders dan ‘naar een laatste rustplaats brengen’. Niets ervan! De begraafplaats is een ingezaaide akker. Het is wachten op de nieuwe beweging! Zoals je in de landbouw nieuw leven verwacht, zo kijken wij vooruit. We doen niet weg. We zaaien. We zien uit naar nieuw leven dat enerzijds verbonden is met dit lichaam en anderzijds ook weer nieuw zal zijn – precies zoals een gewas ergens verbonden is met het zaad en toch ook weer iets anders is. Huilen met hoop! Mijn moeder, gevraagd of zij niet bang was haar lichaam zo ver van haar vaderland te laten begraven, zei: ‘Niets is ver van God, en ik behoef niet te vrezen, dat Hij in het einde van de eeuwen de plaats niet zou kennen, waar Hij mij zal opwekken.’ (Aurelius Augustinus)