Voer minimaal 2 tekens in.
Hierover zal ik rouw bedrijven en weeklagen …
Micha 1:8
Om te huilen
Micha bedrijft rouw over de zonden van zijn volk en over het oordeel dat daarom komt. Het maakt hem aan het huilen en doet hem klagen. Samaria’s wond, haar verwoesting, is ongeneeslijk. Het oordeel zal ook komen tot aan de poort van Jeruzalem. De bewoners van Juda krijgen te maken met het kwaad dat tot het gebied ten zuidwesten van Jeruzalem door het land trekt. Laat men de Filistijnen in Gath geen reden geven om zich te verheugen. We kunnen immers zomaar vijanden van God en Zijn volk aanzetten tot spot. Met veel woordspelingen noemt Micha de ellende van ons bekende en onbekende plaatsen. Juda zal het toneel zijn van verschrikkelijk onheil. Als oorzaak wordt de zonde aangewezen die ook in Sion gevonden wordt. Bezetting en ballingschap zijn het gevolg. De huilende profeet lijkt op Jezus Die weende over de stad. Ze nam niet aan wat tot haar vrede diende.
Wat bedroeft je, de zonde of alleen het onheil?