Voer minimaal 2 tekens in.
Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan? Waarmee heb Ik u vermoeid? Getuig tegen Mij!
Micha 6:3
Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan?
In dit gedeelte van de profetie voert de HEERE een rechtszaak tegen Israël. De bergen die de geschiedenis van God met Zijn volk hebben meegemaakt worden als getuigen opgeroepen. ‘Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan?’ vraagt de HEERE. Hadden ze reden om Hem te verlaten? Om tegen Hem te zondigen? De HEERE herinnert hen aan wat Hij voor hen gedaan heeft. Hij heeft hen uit het slavenhuis Egypte geleid. De namen van Mozes, Aäron en Mirjam roepen in herinnering de wonderen die Hij deed, het pad door de zee, de woestijnreis … Koning Balak wilde hen door Bileam laten vervloeken, maar de HEERE liet hem zegenen. Sittim herinnert aan de genade die God hun bewees en Gilgal aan Zijn verbond dat Hij bevestigde. Als de Israëlieten dit alles bedenken, zien ze toch dat de HEERE recht is en altijd goed voor hen is geweest? Heb jij soms iets te klagen?
Die Hem geen God wilden noemen, noemt Hij Zijn volk; die Hem het bestuur ontnemen, behandelt Hij niet als oproermakers, maar Hij lokt ze zacht tot zich en zegt: ‘Mijn volk, wat heb Ik u gedaan?’ (Johannes Chrysostomus)