Voer minimaal 2 tekens in.
Zo zegt de HEERE: (…) omdat hij de beenderen (…) tot kalk verbrand heeft.
Amos 2:1
Gods volk onteerd …
Dit gedeelte is in de brontekst niet eenvoudig. Ik vat het als volgt op: Moab heeft beenderen van gesneuvelde Israëlieten verzameld en ‘tot kalk verbrand’. Die beenderen waren eens door de koning van Edom achtergelaten op het slagveld na een veldslag met Israël of Juda. Met dat verbranden tot kalk hebben zij menselijke beenderen gedegradeerd tot een profaan gebruiksartikel. Zo hebben ze Gods volk onteerd. Onwillekeurig denk ik aan de verbrandingsovens in de concentratiekampen. God veroordeelt het. De straf met vuur is zeer toepasselijk. De verbrander wordt zelf met branden gestraft. Zijn ondergang gaat gepaard met feestgedruis, preludium op de jongste dag. Nu zie ik de hoorders van Amos voor mij. Hun vijanden zijn onder Gods kritiek gesteld. Ze knikken nog steeds instemmend. Ze prijzen Amos. Ze lopen met hem weg. Amos … een fijne dienaar van het Woord. Prima dominee. Zal dit zo blijven …?
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, hoe zit het met mijn binnenkant?