Zelfvoldane godsdienst en hardnekkige onbekeerlijkheid Dit bijbelgedeelte bracht vroeger al een heilige onrust in mijn ziel. Het is toch niet te verdragen: ‘Ik heb …’ zegt de HEERE! Maar jij hebt je niet tot Mij bekeerd. Ik heb geslagen uit medelijden, zoals een vader. Jij verblikte noch verbloosde. Amos veroordeelt het verachten van de eredienst. Wel religie, geen relatie. Niet God, maar de vrome mens staat in het middelpunt. Dan komt Hij … opdat zij zich bekeren: a. Hij probeert hen bewust te maken van hun afhankelijkheid van water en brood (vs. 6-9); b. Hij tast hun zelfverzekerdheid aan door hen aan de vijand prijs te geven (vs. 10); c. Hij doet het land op z’n grondvesten trillen. En dan tot vijfmaal toe: geen bekering tot Mij, spreekt de HEERE. Ik verwacht iets als: ‘Toen berouwde het de HEERE dat Hij Israël had uitverkoren. Het bedroefde Hem in Zijn hart.’ Laten wij ons leven onderzoeken … ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg.’ (Ps. 139:23, 24)