Want wat is onze hoop of blijdschap of erekroon? Bent u dat niet voor het aangezicht van onze Heere Jezus Christus bij Zijn komst? 1 Thessalonicenzen 2:19
Uit het oog, niet uit het hart Paulus moest vanwege een rel met de joden Thessalonica achterlaten. Hij doet dat met pijn in het hart. Het voelt als een moeder die net begonnen was haar baby te voeden en dan moet achterlaten. Paulus is bij hen weggehaald en verlangt met heel zijn wezen om hun gezicht weer te zien. Hoewel er dankbaarheid bij hem leeft, toont hij hier zijn diepste gevoelens. Paulus is geen rationeel denkende theoloog; hij kent de krachtige emotie die het Evangelie opwekt. Scheiding is satans werk, die elke verhouding stukmaakt. Daar is satan altijd op uit in het huwelijks- en gezinsleven. Toch, hoe vreemd het ook klinkt, in Christus’ gemeente kan achter de tegenstand van satan ook de vorming en leiding van God zitten, die het kwade ten goede keert. God blijft elke situatie de baas! Dat is onze blijdschap. En bij Jezus’ wederkomst zien we elkaar weer van aangezicht tot aangezicht. Hij alleen leeft, die niet voor zichzelf leeft.