Want zij allen hebben van hun overvloed erin geworpen; maar deze heeft van haar armoede alles wat zij had, erin geworpen, heel haar levensonderhoud. Markus 12:44
Hoe Jezus onze giften beoordeelt De arme weduwe wierp niet veel in de schatkist van de tempel. Het vierenzestigste deel van het dagloon van een arbeider. Te weinig om van te leven. Maar het was alles wat ze te besteden had. Tweemaal het kleinste muntje. Eén had ze kunnen houden. Maar ze gaf alles. Dan moet je wel vertrouwen op God hebben. Het was een schande voor Israël dat ze zo arm was. Er waren rijken genoeg. Jezus zag hoe de menigte geld in de schatkist wierp. Veel rijken wierpen er veel in. En dan zegt Hij tegen Zijn discipelen, dat die ene arme weduwe meer gegeven heeft dan die vele rijken. Haar gift is Hem meer waard dan de gift van alle anderen. Die grote bedragen zijn Hem minder waard dan die twee koperen muntjes. Want de rijken gaven van wat ze over hadden, zij gaf van haar tekort. Zij gaf heel haar levensonderhoud. ‘Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen.’ (Gal. 2:10)