Voer minimaal 2 tekens in.
1 Samuel 5:7
Gods sterke hand
De meegenomen ark van God is in Asdod in het huis van de afgod Dagon gezet. De Heere gaat voor Zijn eigen eer zorgen, Hij is van geen mens afhankelijk. Hij treft de Filistijnen pijnlijk. Hun afgodsbeeld Dagon werpt Hij voor de ark met het gezicht tegen de grond. De Filistijnen zetten Dagon op zijn plaats terug maar een dag later ligt hij verminkt voor de ark, kop en handpalmen liggen ter vertreding tegen of op de drempel. Op de drempel van Dagons huis zet niemand nog een stap. De aanwezigheid van de ark van de Heere brengt de Filistijnen slechts ellende. Waar de ark is komen Filistijnen onder zweren en builen, mensen sterven. Luid hulpgeroep stijgt op naar de hemel. Denk niet dat de Heere straffeloos bespot kan worden en Zich naar onze hand laat zetten. Dan kom je er vroeg of laat achter dat Hij hard slaat.
‘Dwaal niet: God laat niet met Zich spotten.’ (Gal. 6:7)