Een waardig afscheid Met de nieuwe koning loopt de dienst van Samuel als richter af. Hij is oud en grijs, van jongs af ging hij Israël voor. Een bijzonder afscheid, een richter waardig. Samuel verantwoordt zich publiekelijk tegenover Israël en zijn koning met de heere als getuige. Daarbij biedt hij gelegenheid klachten tegen hem in te dienen. Heeft hij zijn richterlijk ambt misbruikt? Heeft hij steekpenningen aangenomen of iemand onderdrukt? Niets van dat alles. God is getuige. Daarna het volk. Hij stelt het zondige verleden aan de kaak. Ten slotte noemt hij de zonde dat zij een koning wilden, terwijl de heere hun God en Koning is. Echter, na schuldbelijdenis en schuldvergeving komt het nu aan op het leven met God in de goede verhouding, Hem vrezen, dienen en gehoorzaam zijn. Dan zal de heere je zegenen en met je zijn, maar de hand van Hem is tegen je wanneer je Gods Woord verwerpt. ‘Hij is mijn Rots en in Hem is geen onrecht.’ (Ps. 92:16)