Ik zal Mijn schapen verlossen, zodat ze niet meer tot een prooi zullen zijn. Ik zal oordelen tussen schaap en schaap.
Ezechiël 34:22
Harteloze herders en vet vee
In Mattheüs 9:36 lezen we hoe de Heere Jezus bewogen was over de schare omdat ze waren als schapen die geen herder hebben. Dat beeld zien we ook hier bij Ezechiël. Er is hier ook de belofte van de grote Davidszoon die zal komen om de schapen te weiden (vs. 23), die in Christus vervuld is. De leiders van het volk waren niet gericht op het welzijn van de schapen, maar op hun eigen belang. Maar niet alleen die herders worden geoordeeld. Er is ook sprake van kleinvee dat geoordeeld wordt. Er is vee dat zichzelf verrijkt ten koste van de schapen. Ook over hen wordt geoordeeld. En de schapen worden gered. Het doel? Weer klinkt het: ‘Dan zullen ze weten dat Ik de heere ben.’ Dat lazen we tot nu toe steeds als een dreiging, maar hier is het een belofte. ‘Immanuël’, horen we er al in, de naam van de goede Herder, Die Zijn leven zou geven voor de schapen.
‘Als men niet gewaarschuwd wil worden, moet men goed beseffen dat uitstel van straf geen vergeving is.’ (Thomas Watson)