… en Ik zal ze tot één stuk hout maken. Ze zullen in Mijn hand één worden.
Ezechiël 37:19
Hereniging
In het eerste deel van Ezechiël lezen we elf keer dat de profeet een symbolische handeling moet uitvoeren. Hier zien we dat voor de twaalfde keer. Geen willekeurig aantal natuurlijk. De profeet moet een plankje met de naam Efraïm voegen bij een plankje met de naam Juda. Elke Israëliet zal het meteen begrepen hebben. God belooft hier dat het tweestammenrijk en het Tienstammenrijk weer tot één geheel zullen worden. Dat is een wonder, want de tien stammen zijn in de ballingschap totaal verstrooid geraakt. In vers 24 lezen we dat David koning en herder over het verenigde volk zal zijn. Het is duidelijk dat daarmee de grote Zoon van David, de Heere Jezus bedoeld is. Maar we weten dat het volk waarover Hij regeert niet gelijk is aan de aardse natie Israël. Drie keer wordt gesproken over ‘metgezellen’ (geberim oftewel ‘gabbers’). Hier komen de heidenen in beeld. Het wordt één kudde met één Herder (Joh. 10:16). Zalig ben je als je daar bijhoort!
‘Voegt u bij de godzaligen. Komt samen met hen met wie u wenst samen te zijn in de toekomende wereld.’ (Thomas Boston)