… opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen (…) Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia (…) opdat vervuld werd …
Mattheüs 2:15,17,23
Vervuld
Mattheüs benadrukt hier hoe we in Jezus, zelfs in de zwartste tijden, de vervulling van Gods beloften zien. Als Hij Jezus is, is Hij één met tollenaren en zondaren. Als Hij Immanuël moet zijn, God-met-ons, dan moet Hij in de pijn met ons zijn. Als Zoon van God slaagt Hij waarin die andere zoon, Israël, gefaald heeft. Jezus voltooit de Exodus. Hosea (11:1) sprak daar al over. Jeremia (31:15) spreekt van verbondsvernieuwing. Er komt een terugkeer uit de ballingschap. Er wordt weliswaar gehuild, ontroostbaar gerouwd. Maar dankzij de geboren Koning der Joden is er gegronde hoop voor Israël. In Hem wordt Rachels ontroostbaar verdriet afgesloten. Jesaja (11:1) wordt hier verbonden met de vestiging van de heilige familie in Nazareth. Jezus is een nazir (Hebr.), een ‘telg’ uit de stronk van Isaï. Het koningshuis van David krijgt een nieuw begin. Het is waar: in en door Hem worden Gods beloften heerlijk vervuld.
Lezend dit Evangelie ontvouwt zich onder onze ogen Gods nieuwe exodus; de wedergeboorte aller dingen zet zich door.