En Hij zei tegen hen: Ga. En zij gingen (…) En zie, heel de stad liep uit, Jezus tegemoet; en toen ze Hem zagen, smeekten ze Hem of Hij uit hun gebied wilde vertrekken.
Mattheüs 8:32,34
Ga!
Jezus volgen is een hele belevenis. Met Hem in het schip geraak je in een storm. En kom je aan een overkant en dan is het ook geen pretje: rotsgraven, halve en hele heidenen en varkens. In één woord: onreinheid. Tot overmaat van ramp komen er ook nog eens twee door demonen bezetenen op je af. Twee … Markus en Lukas spreken van één! Mattheüs heeft er (ook hier) twee nodig. Ik zie ze staan. Dat tweetal, die naamloze ballingen en Jezus, de Man van de Overkant. Er wordt een slag geleverd. Het machtswoord klinkt: Ga! De demonen delven het onderspit. De twee zijn genezen. Mattheüs en de Joden weten: in de mond van twee(!) of drie getuigen zal elke zaak vaststaan. Deze zaak: Jezus is de Messias! De hele stad loopt uit. Het zijn ‘normale’ mensen. Maar wat roepen zij? ‘Ga!’ Waarom? Laten we daar vlak voor Kerst maar eens over nadenken. Gods Zoon kwam van de Overkant om te redden. En wij zeiden: ‘Ga!’ En wij oefenen deze dagen: ‘Nu zijt wellekome …?!’
Golgotha … Was Hij welkom? Is Hij welkom?