Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.
Mattheüs 10:5,6
Eerst Israël
Jezus is met innerlijke ontferming bewogen over de grote oogst. Het ontbreekt echter aan arbeiders. Dan maant Hij tot gebed opdat de Heere arbeiders in de oogst uitzenden zal. Heel Israël moet bearbeid worden. Daarvoor mobiliseert Hij nu Zijn discipelen. In alle richtingen zendt Hij ze uit. Apostelen zullen ze zijn. Zes teams van twee. Twaalf in totaal. Jezus weet dat door Zijn werk God tot Zijn doel zal komen met de twaalf stammen van Israël. God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken. Eerst Israël. En de volkeren dan? Die vergeet Jezus echt niet. Na Zijn opstanding zendt Hij de twaalf uit naar alle volken. Maar als Hij en Zijn volgelingen bij de heidenen begonnen waren, zou geen enkele zichzelf respecterende Jood Hem en hun nog een blik waardig keuren. De tijd voor de heidenen breekt echt aan. Maar eerst de Jood. Nu moet alles op alles gezet worden om het uitverkoren volk te vertellen dat de vervulling van al Gods beloften in Jezus is aangebroken.
‘Een licht, zo groot, zo schoon,
gedaald van ’s hemels troon,
straalt volk bij volk in d’ ogen;
terwijl ’t het blind gezicht
van ’t heidendom verlicht,
en Isrel zal verhogen.’ (Lofzang van Simeon:2)