De Geest op de richters Othniël is de eerste van de twaalf richters, of rechters, over wie we lezen in dit Bijbelboek. Twaalf is natuurlijk geen willekeurig getal. Voor elke stam een richter, zou je bijna zeggen. Het gaat God om het behoud van heel Israël, ondanks hun ongehoorzaamheid. Vers 7 benoemt opnieuw de 'vergeetachtigheid' van het volk. Het niet verdrijven van de volken van Kanaän leidt precies tot wat de Heere wilde voorkomen door hun uitroeiing: het dienen van hun goden. Het roepen van de Israëlieten gaat net zo min gepaard met oprecht berouw als de tranen in het vorige hoofdstuk. Het wonderlijke is dat God desondanks toch een richter stuurt. Het is een broer van Kaleb. Deze richter is nog van onverdachte huize. In de reeks van twaalf wordt de afstand tot het geloof van Kaleb steeds groter. Blijvend is toch de werking van de Geest (6:34, 11:29, 14:6,19 en 15:13). Wat een genadig handelen van de Heere. De verhoring van onze gebeden, de aanneming van onze personen en zwakke diensten zijn vruchten van Christus' voorbidding. Als het niet was om de voorbidding van Christus, onze gebeden zouden nooit verder gaan dan onze lippen (Ebenezer Erskine)