'Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmetten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk. Daarom verzocht hij het hoofd van de hovelingen of hij zich niet zou hoeven te verontreinigen.' Daniël 1:8
Verbondskinderen Nebukadnezar gaf Daniël en zijn vrienden andere namen die verbonden waren met Babylonische goden in plaats van hun Israëlitische namen die met God verbonden waren. Die verbondenheid wijst op Gods verbond dat Hij had gemaakt, daarom hielden zij zich vast aan hun eigen naam. In hun hart wilden zij zich niet besmetten met de gewoonte van Nebukadnezar. Uiteindelijk werden zij door God gezegend, zo zelfs dat Daniël wijsheid ontving om Nebukadnezar van dienst te zijn. Hoe staan wij als verbondskinderen in onze samenleving? Wij zijn gedoopt doordat God zijn Naam op onze naam legde: wij zijn Gods eigendom. Wij dragen de naam van Christus, christenen, en dat verplicht ons tot een nieuwe gehoorzaamheid om naar Gods reinheid, heiligheid te zoeken. Dat vraagt volharding. God vraagt Hem trouw te blijven, ook als we tegen de stroom in moeten roeien. Maar zo stelt Gods Geest je tot zegen voor anderen. Naam-christenen lopen met de stroom mee. Levende christenen roeien tegen de stroom in.