Dan zullen zij tegen de bergen zeggen: Bedek ons! en tegen de heuvels: Val op ons!
Hosea 10:8
Confrontatie met het oordeel
Israƫl was een rijk gezegend land. Prachtige wijnstokken, heerlijke vruchten. Maar naarmate de wijnstokken mooier werden, groeide het aantal altaren voor vreemde goden. Het volk leefde onwaarachtig, ze sloten met jan en alleman een verbond, maar het verbond met de Heere negeerden ze. Onrecht tierde als gifplanten in de voren van een akker (vs. 4). Gods oordeel is onvermijdelijk.
Geconfronteerd met dat oordeel, schreeuwen ze het uit: 'Bergen val op ons, heuvelen bedek ons'. Beter vermorzeld onder een neerstortende berg, dan als onverzoend zondaar oog in oog staan met de Rechter van hemel en aarde.
Ook Jezus spreekt deze woorden uit. Hij tekent deze ontzagwekkende toekomst als de dochters van Jeruzalem medelijden met Hem hebben op de kruisweg. Jezus zegt: 'Huil niet over Mij, maar over jezelf'. Jij bent ook op weg. Je draagt niet dit kruis maar je eigen zondenpak. Als het al zo met Mij gaat, hoe moet het dan met jou gaan?
'T en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten.
Ik ben 't, o Heer, ik ben't die U dit heb gedaan.
(Jacobus Revius)