Hoe eenzaam zit zij neer,
die stad, eens zo dichtbevolkt!
Klaagliederen 1:1
Eenzaam achtergelaten
Met ontzetting aanschouwt de dichter van Klaagliederen wat er van Jeruzalem is geworden. Zijn naam kennen we niet, maar volgens de traditie is het Jeremia. Dat is mogelijk en dat wordt ondersteund door parallellen tussen zijn profetieën en Klaagliederen. Jeremia was ooggetuige van de verwoesting van Jeruzalem in 586 voor Christus door de Babyloniërs. De dichter is dat ook. Gods oordeel moest komen, maar hij treurt met zijn volksgenoten. In de aanhef 'hoe' hoor je zijn verbijstering. Jeruzalem is een verlaten stad. Ze is als een weduwe die alles verloren heeft: haar inwoners, haar macht, haar vrijheid. Ontroostbaar is ze en ze heeft niemand die haar troost. Met haar afgoden en bondgenoten is ze bedrogen uitgekomen. Juda dacht zich te ontdoen van de onderdrukking door de Babyloniërs, maar is in ballingschap gevoerd. Er was geen ontkomen aan. Rust heeft het volk niet gevonden. Die kun je alleen vinden bij God.
'Ik, Ik ben het Die u troost.' (Jes.51:12)