Zie, HEERE, hoe het mij bang te moede is;
Klaagliederen 1:20
Toch bidden
Hoe uitzichtloos de situatie van Sion ook is, ze blijft toch bidden. Voor de derde maal in dit klaaglied smeekt ze de HEERE naar haar om te zien. Ze wendt zich tot Hem om ontferming. Daarin verschilt haar klaaglied van heidense klachten. Ze is diep geschokt niet alleen door de gebeurtenissen, maar door gevoelens van schuld en berouw omdat ze ongehoorzaam is geweest. Daarom is de dood overal en is het nergens veilig. Men hoort haar wel zuchten, maar niemand troost haar. Bij al haar vijanden is leedvermaak over het onheil dat de HEERE over haar gebracht heeft. Het oordeel was haar aangezegd en het is gekomen. Maar de vijanden zullen het ook niet ontlopen. Ze bidt dat de HEERE hun kwaad zal zien en met hen zal doen, zoals Hij met haar gedaan heeft. Dat Hij de goddelozen zal straffen en Zich over haar die berouw heeft zal ontfermen.
'Want de gelovigen erkennen vooreerst dat ze rechtvaardig door Gods hand getuchtigd worden, en vervolgens vertrouwen zij op Zijn barmhartigheid en smeken zij om hulp. Door deze twee kenmerken wordt de kerk onderscheiden van de ongelovigen: boetvaardigheid en geloof.' (Calvijn)