Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid.
2 Timotheüs 1:7
Herinneren!
Paulus schrijft deze brief op gezag van zijn Zender. In de groet wijst hij op de verbinding die er tussen hen is in ‘onze’ Heere. Dan komen allerlei herinneringen naar boven. Hij denkt aan zijn voorouders die God nauwgezet dienden. Hij denkt aan de tranen die er bij Timotheüs waren, mogelijk tijdens het laatste afscheid, maar het kan ook zijn dat hij denkt aan tranen die horen bij de dienst. Hij denkt aan het oprechte geloof van de oma, de moeder en van Timotheüs zelf. Deze gedachten brengen hem ertoe om herinneringen bij Timotheüs aan te wakkeren. Laat hij vooral denken aan de gave die hij door middel van handoplegging van de Heilige Geest heeft ontvangen. Hierdoor heeft hij gezag ontvangen. Gezag dat geen doel op zich is, maar gepaard gaat met liefde. Samen met bedachtzaamheid zijn dit drie gaven die het karakter van de jonge dienaar vormen. Geen vrees!
Wat is de reden dat Paulus vers 7 begint met 'want'?