… totdat ik weet wat God met mij doen zal.
1 Samuel 22:3slot
Gods vaderlijke hand.
Adullam. Een pleisterplaats voor David met een bont gezelschap van 400 asielzoekers. Davids familie is er, Saul laat zijn ouders en andere familieleden blijkbaar niet met rust. Honderdtallen ‘grotbewoners’ liggen op een of andere wijze onder vuur. Schuldeisers bijvoorbeeld drijven mensen in de wanhoop, mensen zijn hun leven niet zeker. David biedt onderdak, hij neemt de leiding over en de zorg voor deze ‘lower-class’. Adullam wordt achtergelaten voor een onderkomen in Mizpe in Moab. David vraagt speciale zorg bij de koning van Moab voor zijn vader en moeder! Hij heeft een groot kinderhart, hij voelt zich verantwoordelijk voor zijn geliefde ouders. Leerzaam, behartigenswaardig en in situaties navolgenswaardig. David vraagt de zorg voor zijn ouders voor onbepaalde tijd. Hij weet immers niet hoe Gods weg loopt, op Gods tijd zal hij zelf weer voor zijn ouders zorgen. Je ziet iets van de persoonlijke beleving ‘mijn tijden zijn in Gods vaderlijke hand’.
Wat mijn God doet, is welgedaan. ((H.F. Kohlbrugge)