God als Vader of … Er groeit een ondragelijke spanning tussen de Heere Jezus en de menigte. De oorzaak van deze spanning ligt in het volkomen onbegrip van de Joden voor de woorden van Jezus. De woorden worden gehoord maar niet begrepen. De vraag die uit dit misverstaan voortkomt is: ‘Wie is je vader?’ Van wie stam je af? Zowel de Heiland als de Joden beroepen zich op God. Hij is, zeggen beiden, hun Vader. Toch herkennen de Joden Jezus niet als Broeder. De Heere zet de dingen op scherp door een duidelijke norm aan te leggen waaruit de afkomst herkend kan worden. Die norm is het karakter van de vader die uitkomt in de daden van de kinderen. Het karakter van God is liefde, liefde die zich uit in het zenden van Zijn Zoon. De menigte om Jezus heen zal straks roepen: ‘Kruisig Hem.’ Daarin ligt het bewijs dat ze niet Gods kinderen zijn. ‘Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem.’ (1 Kor. 2:14)