Voer minimaal 2 tekens in.
U bent te rein van ogen om het kwade aan te zien, moeite kunt U niet aanschouwen. Waarom aanschouwt U wie trouweloos handelen, zwijgt U, wanneer een goddeloze hem verslindt die rechtvaardiger is dan hijzelf?
Habakuk 1:13
Habakuks tweede klacht
Habakuk worstelt met Gods rechtvaardigheid. Hij kan niet begrijpen dat God de goddeloze Babyloniërs gebruikt om het minder goddeloze volk Juda te straffen. Hoe kan een almachtige God toestaan dat de zonden van de Babyloniërs ongehinderd doorgaan? Wat voor recht heeft dit volk boven Juda? Juda is toch ondanks zijn ontrouw rechtvaardiger krachtens zijn verbondenheid met God? Habakuk wijst God terecht op Zijn heiligheid. Hij kan de Babyloniërs niet gebruiken. Gods reinheid past niet bij het kwaad. Door onrecht voeren zij Juda weg met een vishaak in zijn neus, een opzettelijke en pijnlijke vernedering. Als God niet ingrijpt, wie zal het dan doen? Habakuks vragen zijn onze vragen in onze worsteling met Gods rechtvaardigheid in leven en werken. Drijft het ons uit tot gebed aan de genadetroon om een beroep op God Zelf te doen? Vlucht volhardend met al je waaroms naar de Heere. Hij stelt niet teleur.
God gebruikt weleens een kromme stok om een rechte slag te geven.