Maar zijn vader zei tegen hem, evenals zijn moeder: Is er onder de dochters van je broeders en onder heel mijn volk geen vrouw, dat je weggaat om een vrouw te nemen van die onbesneden Filistijnen? Richteren 14:3
Ouderlijk advies ‘Simson, je moeder en ik hebben het er nog eens over gehad. Dat is geen vrouw voor jou, kies er toch een uit ons eigen volk!’ Is dit een racistische uitspraak van Manoach? Wil hij een schoondochter van zijn eigen soort? Niets is minder waar. Let op het woordje ‘onbesneden’ in vers 3. Dát was het grote verschil tussen Israël en de Filistijnen. Het gaat niet om ras, maar om godsdienst: Filistijnen kenden de God van Israël niet. Die God had een verbond gesloten met Zijn volk, en de besnijdenis was daarvan het teken. Die God wilde dat Zijn volk, en zeker de nazireeër Simson, voor Hem zou leven. Als geheiligden, apart gezet. Bij zo’n heilig leven past geen vermenging met afgodendienst en heidendom. Later zal de apostel Paulus iets soortgelijks zeggen tegen de christenen uit de heidenen in Korinthe: ‘Vorm geen ongelijk span met ongelovigen’ (2 Kor. 6:14). Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen. Ook vandaag. Reageer op deze stelling.