Maar toen hij hevig dorst kreeg, riep hij tot de HEERE en zei: Ú hebt door de hand van Uw dienaar deze grote verlossing gegeven. Zou ik dan nu van dorst sterven en in de hand van deze onbesnedenen vallen? Richteren 15:18
Dorst Zojuist heeft Simson in z’n eentje duizend Filistijnen verslagen. De Geest werd vaardig over hem, maar ik betwijfel of Simson wel doorheeft dat hij dit alleen kon in de kracht van God. Gedurende heel dit hoofdstuk lijkt hij nogal zelfverzekerd. Maar nu is hij afhankelijk, want hij krijgt ‘hevig dorst’. Als er niet snel water komt betekent dat ook voor deze sterke man de dood, dat beseft hij heel goed. Dan gaat hij roepen, bidden. ‘Ú hebt (…) deze grote verlossing gegeven.’ Opvallend: God krijgt ineens de eer van Simsons overwinning, anders dan in vers 16, toen Simson zichzelf vooral op de borst sloeg: ‘ík heb’. Nood leert bidden, en God verhoort het gebed. Maar of het verandering bij Simson teweegbrengt is de vraag. De plek noemt Simson niet naar Gods genade maar naar zijn eigen roepen: Bron van de roepende (vs. 19). Zijn leven verandert niet, zo zal blijken. Nood leert wel bidden, maar als de nood voorbij is droogt het gebed op. Herkenbaar?