Israël een waarschuwend voorbeeld
1En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt Ex. 13:21; Num. 9:18; Deut. 1:33; Neh. 9:12,19; Ps. 78:14; 105:39dat onze vaderen allen onder de wolk waren en Ex. 14:22; Joz. 4:23; Ps. 78:13allen door de zee zijn gegaan,
2en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee,
3Ex. 16:15en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben,
4Ex. 17:6; Num. 20:11; Ps. 78:15en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.
5Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad, Num. 26:65want zij zijn neergeveld in de woestijn.
6En deze dingen zijn gebeurd als voorbeelden voor ons, opdat wij niet zouden verlangen naar kwade dingen, Num. 11:4,33; Ps. 106:14zoals ook zij verlangd hebben.
7En word geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: Ex. 32:6Het volk ging zitten om te eten en te drinken en zij stonden op om te feesten.10:7 feesten - Letterlijk: spelen.
8En laten wij geen hoererij bedrijven, Num. 25:1,9; Ps. 106:29zoals sommigen van hen hoererij bedreven hebben, en op één dag vielen er drieëntwintigduizend.
9En laten wij Christus niet verzoeken, Num. 21:5; Ps. 106:14zoals ook sommigen van hen Hem verzocht hebben en door de slangen omgekomen zijn.
10En mor niet, Ex. 16:2; 17:2; Num. 14:36; Ps. 106:25zoals ook sommigen van hen gemord hebben en omgekomen zijn door de verderver.
11Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, Rom. 15:4; 1 Kor. 9:10en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, Filipp. 4:5; Hebr. 10:25over wie het einde van de eeuwen gekomen is.
12Daarom, wie denkt te staan, laat hij oppassen dat hij niet valt.
13Meer dan een menselijke verzoeking is u niet overkomen. 1 Kor. 1:8; 1 Thess. 5:24; 2 Petr. 2:9En God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u verzocht wordt boven wat u aankunt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan.
Avondmaal en afgoderij
14Daarom, mijn geliefden, vlucht weg van de afgodendienst.
15Ik spreek toch tot u als tot verstandige mensen, beoordeelt u dan zelf wat ik zeg.
16De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus?Dat wil zeggen: een teken en onderpand van de geestelijke gemeenschap die wij met Christus' bloed en lichaam hebben, zoals in vers 18 gezegd wordt dat de Israëlieten gemeenschap hadden met het altaar, en in vers 20, dat zij die afgodenoffer aten, gemeenschap hadden met de demonen. Deze wijze van spreken is gebruikelijk bij de sacramenten. Zie ook vers 4 en 1 Kor. 11:24, 25.
17Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, Rom. 12:5; 1 Kor. 12:27één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood.
18Let op het Israël naar het vlees: hebben niet zij die de offers eten, gemeenschap met het altaar?
19Wat zeg ik hiermee dan? 1 Kor. 8:4Dat een afgod iets is, of dat een afgodenoffer iets is?
20Nee, ik zeg dit omdat wat de heidenen offeren, Lev. 17:7; Deut. 32:17zij dat aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u met de demonen gemeenschap hebt.Demonen: Er zijn in het Grieks twee verschillende woorden die in de SV allebei met duivel zijn vertaald zodat het onderlinge verschil niet meer zichtbaar is. Dat is in dit geval een gemis, omdat het verschil in betekenis tussen de twee betreffende termen niet zonder relevantie is. Het Griekse diabolos verwijst namelijk naar de duivel zelf, terwijl het woord daimoon betrekking heeft op een engel van de duivel. Vandaar dat besloten is om het eerste woord met duivel te vertalen en het tweede met demon.
21U kunt niet de drinkbeker van de Heere drinken én de drinkbeker van de demonen. U kunt niet deelhebben aan de tafel van de Heere én aan de tafel van de demonen.
22Of willen wij de Heere tot jaloersheid verwekken? Wij zijn toch niet sterker dan Hij?
De christelijke vrijheid
231 Kor. 6:12Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen zijn nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen bouwen op.
241 Kor. 13:5; Filipp. 2:4Laat niemand zijn eigen voordeel zoeken, maar ieder dat van de ander.
25Eet alles wat in de vleeshal verkocht wordt, zonder naar iets navraag te doen omwille van het geweten.
26Ex. 19:5; Ps. 24:1; 50:12Van de Heere immers is de aarde en haar volheid.
27En als iemand van de ongelovigen u uitnodigt, en u wilt naar hem toe gaan, Luk. 10:7eet dan alles wat u wordt voorgezet, zonder naar iets navraag te doen 1 Kor. 8:7omwille van het geweten.
28Indien echter iemand tegen u zegt: Dat is een afgodenoffer, eet het dan niet, omwille van hem die u dat te kennen gaf en omwille van het geweten. Van de Heere immers is de aarde en haar volheid.
29Ik heb het echter niet over uw eigen geweten, maar over dat van de ander. Immers, waarom zou mijn vrijheid onder het oordeel vallen van het geweten van een ander?
30En als ik door genade aan de maaltijd deelneem, waarom word ik dan gelasterd om iets Rom. 14:6; 1 Tim. 4:3waarvoor ik dank?
31Kol. 3:17Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God.
32Rom. 14:13Geef geen aanstoot, niet aan de Joden en de Grieken, en ook niet aan de gemeente van God,
33zoals ik ook in alles allen behaag, door niet mijn eigen voordeel te zoeken, maar dat van velen, opdat zij 1 Kor. 9:22behouden worden.
10
Israël als waarschuwend voorbeeld
1En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, Ex. 13:21. Num. 9:18. Deut. 1:33. Neh. 9:12, 19. Ps. 78:14. 105:39.dat onze vaders allen onder de wolk waren, en Ex. 14:22. Joz. 4:23. Ps. 78:13.allen door de zee doorgegaan zijn;
2En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
3Ex. 16:15.En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
4Ex. 17:6. Num. 20:11. Ps. 78:15.En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
5Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; Num. 26:65.want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen.
6En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als Num. 11:4, 33. Ps. 106:14.zij lust gehad hebben.
7En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Ex. 32:6.Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
8En laat ons niet hoereren, Num. 25:1, 9. Ps. 106:29.gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op één dag drie en twintig duizend.
9En laat ons Christus niet verzoeken, Num. 21:5. Ps. 106:14.gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield.
10En murmureert niet, Ex. 16:2. 17:2. Num. 14:36. Ps. 106:25.gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver.
11En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; Rom. 15:4. 1 Kor. 9:10.en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, Filipp. 4:5. Hebr. 10:25.op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.
12Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.
13Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch 1 Kor. 1:8. 1 Thess. 5:24. 2 Petr. 2:9.God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
Het Avondmaal
14Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.
15Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
16De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
17Want één brood is het, zo zijn wij velen Rom. 12:5. 1 Kor. 12:27.één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn.
18Ziet Israël, dat naar het vlees is; hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
19Wat zeg ik dan? 1 Kor. 8:4.Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
20Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, Lev. 17:7. Deut. 32:17.zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.
21Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren, en aan de tafel der duivelen.
22Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
De Christelijke vrijheid
231 Kor. 6:12.Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.
241 Kor. 13:5. Filipp. 2:4.Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen is.
25Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil;
26Ex. 19:5. Ps. 24:1. 50:12.Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
27En indien u iemand van de ongelovigen noodt, en gij daar gaan wilt, Luk. 10:7.eet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende, 1 Kor. 8:7.om des gewetens wil.
28Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
29Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?
30En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, Rom. 14:6. 1 Tim. 4:3.waarvoor ik dankzeg?
31Kol. 3:17.Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.
32Rom. 14:13.Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.
33Gelijkerwijs ik ook in alles allen behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten 1 Kor. 9:22.behouden worden.