Vrijheid en rechten van Paulus
1Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij? Hand. 9:3,17; 22:14,18; 23:11; 1 Kor. 15:8; 2 Kor. 12:2Heb ik niet Jezus Christus, onze Heere, gezien? 1 Kor. 4:15Bent u niet mijn werk in de Heere?
2Als ik voor anderen geen apostel ben, dan ben ik het toch wel voor u, want u bent het zegel van mijn apostelschap in de Heere.
3Dit is mijn verdediging tegenover hen die mij beoordelen.
4Vers 14; 1 Thess. 2:6; 2 Thess. 3:9Hebben wij niet het recht om te eten en te drinken?
5Hebben wij niet het recht om een zuster als vrouw mee te nemen, zoals ook de andere apostelen, en de broers van de Heere, en Matt. 8:14Kefas?
6Of hebben alleen ik en Barnabas geen recht om niet te werken?
7Wie 2 Kor. 10:4dient ooit in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie 1 Kor. 3:6,7,8plant een wijngaard en eet niet van zijn vrucht? Of wie Joh. 21:15; 1 Petr. 5:2weidt een kudde en voedt zich niet met de melk van de kudde?
8Spreek ik dit naar de mens? Of zegt ook de wet niet hetzelfde?
9Want in de wet van Mozes staat geschreven: Deut. 25:4; 1 Tim. 5:18U mag een dorsende os niet muilbanden. Bekommert God Zich alleen maar om de ossen?
10Of zegt Hij dit vooral om ons? Jawel, om ons is geschreven dat wie ploegt, in hoop hoort te ploegen, en dat wie in hoop dorst, het deel waarop hij hoopt, hoort te krijgen.
11Rom. 15:27; Gal. 6:6Als wij bij u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel als wij van u het stoffelijke oogsten?
12Als anderen aan dit recht over u deelhebben, waarom wij niet des te meer? Hand. 20:33; 2 Kor. 11:9; 12:13Wij hebben echter van dit recht geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles, opdat wij geen enkele hindernis opwerpen voor het Evangelie van Christus.
13Weet u niet Deut. 18:1dat zij die de tempeldienst9:13 tempeldienst - Letterlijk: de heilige dingen. verrichten, van het heilige eten? En dat zij die steeds bij het altaar verkeren, hun deel ontvangen van de offers van het altaar?
14Lev. 19:13; Deut. 24:14; 25:4; Matt. 10:10; Luk. 10:7; 1 Tim. 5:18Zo heeft de Heere ook met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen dat zij van het Evangelie leven.
15Ik heb hiervan echter geen gebruik gemaakt. En ik schrijf dit niet opdat dit mij alsnog ten deel zal vallen, want ik zou liever sterven dan dat iemand mijn roem van zijn inhoud zou ontdoen.
16Als ik het Evangelie verkondig, is er voor mij namelijk geen reden tot roem. Rom. 1:14De noodzaak daarvan is mij immers opgelegd. En wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!
17Want als ik dat vrijwillig doe, heb ik recht op loon, maar als ik het onwillig doe, is het beheer van het Evangelie mij toch toevertrouwd.
18Wat voor loon heb ik dan? Dat ik, bij de evangelieverkondiging, het Evangelie van Christus kosteloos maak, om geen gebruik te maken van mijn recht als verkondiger van het Evangelie.
19Want terwijl ik vrij ben van allen, heb ik mijzelf toch voor allen tot slaaf gemaakt om meer mensen te winnen.
20Hand. 16:3; 18:18; 21:23En ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen. Voor hen die onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet, om hen die onder de wet zijn te winnen.
21Gal. 2:3Voor hen die zonder de wet zijn, ben ik geworden als zonder de wet – hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus – om hen te winnen die zonder de wet zijn.
22Rom. 15:1; 1 Kor. 10:33; Gal. 6:1Ik ben voor de zwakken geworden als een zwakke, om de zwakken te winnen. Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden.
23En dit doe ik ter wille van het Evangelie, opdat ik daarvan ook zelf deelgenoot zou worden.
24Weet u niet dat zij die in Gal. 2:2; 5:7; Filipp. 2:16; 2 Tim. 4:7; Hebr. 6:18de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loop dan zo dat u die verkrijgt.Lopen vs. snellen: Het woordje lopen zoals dat door de Statenvertalers gebruikt werd, had in de 17e eeuw de betekenis van snel lopen. Vandaar dat de HSV het grondwoord in veel gevallen met snellen, wegsnellen of toesnellen vertaalt. Op ander plaatsen, waar het om een wedstrijd gaat, is gekozen voor hardlopen. Een enkele keer is gewoon lopen voldoende omdat het zinsverband voldoende duidelijk maakt dat het om hardlopen gaat. In 2 Thes. 3:1 heeft het grondwoord een wat meer abstracte betekenis. Daar is gekozen voor zijn loop hebben.
252 Tim. 2:4En iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles. Zij nu doen dat om een vergankelijke krans te ontvangen, maar wij om 2 Tim. 4:8; 1 Petr. 1:4; 5:4een onvergankelijke te ontvangen.
26Ik loop daarom niet zonder duidelijk doel en ik vecht zó met de vuist dat ik niet maar wat in de lucht sla.
27Maar ik oefen mijn lichaam op harde wijze en maak het dienstbaar, opdat ik niet misschien, na anderen gepredikt te hebben, zelf verwerpelijk word.
9
Paulus' rechten en zelfverloochening
1Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij? Hand. 9:3, 17. 22:14, 18. 23:11. 1 Kor. 15:8. 2 Kor. 12:2.Heb ik niet Jezus Christus, onzen Heere, gezien? 1 Kor. 4:15.Zijt gijlieden niet mijn werk in den Heere?
2Zo ik anderen geen apostel ben, nochtans ben ik het ulieden; want het zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden in den Heere.
3Mijn verantwoording aan degenen, die onderzoek over mij doen, is deze.
4Vers 14. 1 Thess. 2:6. 2 Thess. 3:9.Hebben wij niet macht, om te eten en te drinken?
5Hebben wij niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde, met ons om te leiden, gelijk ook de andere apostelen, en de broeders des Heeren, en Matt. 8:14.Céfas?
6Of hebben alleen ik en Bárnabas geen macht van niet te werken?
7Wie 2 Kor. 10:4.dient ooit in den krijg op eigen bezoldiging? Wie 1 Kor. 3:6, 7, 8.plant een wijngaard, en eet niet van zijn vrucht? Of Joh. 21:15. 1 Petr. 5:2.wie weidt een kudde, en eet niet van de melk der kudde?
8Spreek ik dit naar den mens, of zegt ook de wet hetzelfde niet?
9Want in de wet van Mozes is geschreven: Deut. 25:4. 1 Tim. 5:18.Gij zult een dorsenden os niet muilbanden. Zorgt ook God voor de ossen?
10Of zegt Hij dat ganselijk om onzentwil? Want om onzentwil is dat geschreven; overmits die ploegt, op hoop moet ploegen, en die op hoop dorst, moet zijn hoop deelachtig worden.
11Rom. 15:27. Gal. 6:6.Indien wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote zaak, zo wij het uwe, dat lichamelijk is, maaien?
12Indien anderen deze macht over u deelachtig zijn, waarom niet veel meer wij? Hand. 20:33. 2 Kor. 11:9. 12:13.Doch wij hebben deze macht niet gebruikt, maar wij verdragen het al, opdat wij niet enige verhindering geven aan het Evangelie van Christus.
13Weet gij niet, Deut. 18:1.dat degenen, die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten? en die steeds bij het altaar zijn, met het altaar delen?
14Lev. 19:13. Deut. 24:14. 25:4. Matt. 10:10. Luk. 10:7. 1 Tim. 5:18.Alzo heeft ook de Heere geordineerd dengenen, die het Evangelie verkondigen, dat zij van het Evangelie leven.
15Maar ik heb geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven, opdat het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij beter te sterven, dan dat iemand dezen mijn roem zou ijdel maken.
16Want indien ik het Evangelie verkondige, het is mij geen roem; Rom. 1:14.want de nood is mij opgelegd. En wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig!
17Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik loon, maar indien onwillig, de uitdeling is mij evenwel toebetrouwd.
18Wat loon heb ik dan? Namelijk dat ik, het Evangelie verkondigende, het Evangelie van Christus kosteloos stelle, om mijn macht in het Evangelie niet te misbruiken.
19Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen.
20Hand. 16:3. 18:18. 21:23.En ik ben den Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou; dengenen, die onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet zijnde, opdat ik degenen, die onder de wet zijn, winnen zou.
21Gal. 2:3.Degenen, die zonder de wet zijn, ben ik geworden als zonder de wet zijnde (Gode nochtans zijnde niet zonder de wet, maar voor Christus onder de wet), opdat ik degenen, die zonder de wet zijn, winnen zou.
22Rom. 15:1. 1 Kor. 10:33. Gal. 6:1.Ik ben den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou.
23En dit doe ik om des Evangelies wil, opdat ik hetzelve mede deelachtig zou worden.
24Weet gijlieden niet, dat die in Gal. 2:2. 5:7. Filipp. 2:16. 2 Tim. 4:7. Hebr. 6:18.de loopbaan lopen, allen wel lopen, maar dat één den prijs ontvangt? Loopt alzo, dat gij dien moogt verkrijgen.
252 Tim. 2:4.En een iegelijk, die om prijs strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan doen wel dit, opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij 2 Tim. 4:8. 1 Petr. 1:4. 5:4.een onverderfelijke.
26Ik loop dan alzo, niet als op het onzekere; ik kamp alzo, niet als de lucht slaande;
27Maar ik bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid, opdat ik niet enigszins, daar ik anderen gepredikt heb, zelf verwerpelijk worde.