Het wee over de Farizeeën
1Toen sprak Jezus tot de menigte en tot Zijn discipelen:
2Neh. 8:5De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes;
3Deut. 17:19; Mal. 2:6daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet overeenkomstig hun werken, Rom. 2:19want zij zeggen het, maar doen het zelf niet.
4Jes. 10:1; Luk. 11:46; Hand. 15:10Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren.
5Al hun werken doen zij Matt. 6:5om door de mensen gezien te worden, want zij maken Deut. 6:8; 22:12hun gebedsriemen breed en de kwastjes aan hun kleren groot.
6Mark. 12:38,39; Luk. 11:43; 20:46Zij zijn zeer gesteld op de ereplaatsen tijdens de maaltijden en op de voorste plaatsen in de synagogen;
7zij zijn ook belust op de begroetingen op de markten, en om door de mensen Jak. 3:1‘rabbi, rabbi’ genoemd te worden.
8Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en u bent allen broeders.
9En u mag niemand op de aarde uw vader noemen, Mal. 1:6want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is.
10En u mag niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus.
11Matt. 20:26Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn.
12Job 22:29; Spr. 29:23; Luk. 14:11; 18:14; Jak. 4:6,10; 1 Petr. 5:5En wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden.
13Luk. 11:52Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet binnengaan.
14Mark. 12:40; Luk. 20:47; 2 Tim. 3:6; Tit. 1:11Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daarom zult u een des te zwaarder oordeel ontvangen.Dit vers komt niet in alle Griekse manuscripten voor.
15Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reist zee en land af om één proseliet te maken, en als hij het geworden is, maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als u.
16Wee u, blinde leiders, die zegt: Heeft iemand gezworen bij de tempel, dan betekent dat niets; maar heeft iemand gezworen bij het goud van de tempel, dan is hij aan die eed gebonden.
17Dwazen en blinden! Want wat is meer, het goud of de tempel, die het goud heiligt?
18En: heeft iemand gezworen bij het altaar, dan betekent dat niets; maar heeft iemand gezworen bij de gave die daarop ligt, dan is hij aan die eed gebonden.
19Dwazen en blinden! Want wat is meer, de gave of het Ex. 29:37altaar, dat de gave heiligt?
20Wie daarom zweert bij het altaar, die zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt;
211 Kon. 8:13; 2 Kron. 6:1,2en wie zweert bij de tempel, die zweert daarbij en bij Hem Die daarin woont;
222 Kron. 6:33; Jes. 66:1; Matt. 5:34; Hand. 7:49en wie zweert bij de hemel, die zweert bij de troon van God en bij Hem Die daarop zit.
23Luk. 11:42Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, 1 Sam. 15:22; Hos. 6:6; Micha 6:8en u laat het belangrijkste van de Wet na: het recht, en de barmhartigheid en het geloof. Matt. 9:13; 12:7Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten.
24Blinde leiders, die de mug uitzift maar de kameel doorslikt.
25Luk. 11:39Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en van de schotel, maar vanbinnen zijn ze vol van roofzucht en onmatigheid.
26Blinde Farizeeër, reinig eerst Tit. 1:15de binnenkant van de drinkbeker en de schotel, zodat ook de buitenkant daarvan rein wordt.
27Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bent als Hand. 23:3de witgepleisterde graven, die vanbuiten wel mooi lijken, maar vanbinnen zijn ze vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid.
28Zo lijkt u ook wel vanbuiten rechtvaardig voor de mensen, maar vanbinnen bent u vol huichelarij en wetteloosheid.
29Luk. 11:47Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bouwt de graven voor de profeten en versiert de grafmonumenten van de rechtvaardigen,
30en u zegt: Als wij in de tijd van onze vaderen hadden geleefd, hadden wij niet met hen meegewerkt om het bloed van de profeten te vergieten.
31Aldus getuigt u tegen uzelf, Hand. 7:51; 1 Thess. 2:15dat u kinderen bent van hen die de profeten gedood hebben.
32Maakt ook u dan de maat van uw vaderen vol!
33Matt. 3:7Slangen, adderengebroed, hoe zou u aan de veroordeling tot de hel ontkomen?
34Luk. 11:49Daarom zie, Matt. 10:16; Luk. 10:3; Joh. 16:2; Hand. 7:52Ik zend profeten, wijzen en schriftgeleerden naar u toe, en sommigen van hen zult u doden en kruisigen, en sommigen van hen zult Matt. 10:17; Hand. 5:40u geselen in uw synagogen, en u zult hen vervolgen van stad tot stad,
35opdat over u al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde, Gen. 4:8; Hebr. 11:4vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel tot 2 Kron. 24:21het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die u gedood hebt tussen de tempel en het altaar.
36Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
Het oordeel over Jeruzalem
37Luk. 13:34Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en Matt. 21:35,36stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Ps. 17:8; 91:4Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
38Ps. 69:26; Jes. 1:7; Jer. 7:34; Micha 3:12; Hand. 1:20Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.
39Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Ps. 118:26Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!
23
Jezus' oordeel over de schriftgeleerden en farizeeën
1Toen sprak Jezus tot de scharen en tot Zijn discipelen,
2Zeggende: Neh. 8:5.De schriftgeleerden en de farizeeën zijn gezeten op den stoel van Mozes;
3Deut. 17:19. Mal. 2:6.Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; Rom. 2:19.want zij zeggen het, en doen het niet.
4Jes. 10:1. Luk. 11:46. Hand. 15:10.Want zij binden lasten, die zwaar zijn en kwalijk om te dragen, en leggen ze op de schouderen der mensen; maar zij willen die met hun vinger niet verroeren.
5En al hun werken doen zij, Matt. 6:5.om van de mensen gezien te worden; want zij maken Deut. 6:8. 22:12.hun gedenkcedels breed, en maken de zomen van hun klederen groot.
6Mark. 12:38, 39. Luk. 11:43. 20:46.En zij beminnen de vooraanzitting in de maaltijden, en de voorgestoelten in de synagogen;
7Ook de begroetingen op de markten, en van de mensen Jak. 3:1.genaamd te worden: Rabbi, Rabbi!
8Doch gij zult niet Rabbi genaamd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders.
9En gij zult niemand uw vader noemen op de aarde; Mal. 1:6.want Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is.
10Noch zult gij meesters genoemd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus.
11Matt. 20:26.Maar de meeste van u zal uw dienaar zijn.
12Job 22:29. Spr. 29:23. Luk. 14:11. 18:14. Jak. 4:6, 10. 1 Petr. 5:5.En wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden.
13Luk. 11:52.Maar wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden! want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen, overmits gij daar niet ingaat, noch degenen, die ingaan zouden, laat ingaan.
14Mark. 12:40. Luk. 20:47. 2 Tim. 3:6. Tit. 1:11.Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden, want gij eet de huizen der weduwen op, en dat onder den schijn van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel ontvangen.
15Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt.
16Wee u, gij blinde leidslieden, die zegt: Zo wie gezworen zal hebben bij den tempel, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij het goud des tempels, die is schuldig.
17Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, het goud, of de tempel, die het goud heiligt?
18En zo wie gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij de gave, die daarop is, die is schuldig.
19Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, de gave, of het Ex. 29:37.altaar, dat de gave heiligt?
20Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.
211 Kon. 8:13. 2 Kron. 6:1, 2.En wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven, en bij Dien, Die daarin woont.
222 Kron. 6:33. Jes. 66:1. Matt. 5:34. Hand. 7:49.En wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon Gods, en bij Dien, Die daarop zit.
23Luk. 11:42.Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden, want gij vertient de munte, en de dille, en den komijn, 1 Sam. 15:22. Hos. 6:6. Micha 6:8.en gij laat na het zwaarste der wet, namelijk het oordeel, en de barmhartigheid, en het geloof. Matt. 9:13. 12:7.Deze dingen moest men doen, en de andere niet nalaten.
24Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt.
25Luk. 11:39.Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden, want gij reinigt het buitenste des drinkbekers, en des schotels, maar van binnen zijn zij vol van roof en onmatigheid.
26Gij blinde farizeeër, reinig eerst Tit. 1:15.wat binnen in den drinkbeker en den schotel is, opdat ook het buitenste derzelve rein worde.
27Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden, want gij zijt Hand. 23:3.den witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinigheid.
28Alzo ook schijnt gij wel den mensen van buiten rechtvaardig, maar van binnen zijt gij vol geveinsdheid en ongerechtigheid.
29Luk. 11:47.Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden, want gij bouwt de graven der profeten op, en versiert de graftekenen der rechtvaardigen;
30En zegt: Indien wij in de tijden onzer vaderen waren geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap gehad hebben aan het bloed der profeten.
31Aldus getuigt gij tegen uzelven, Hand. 7:51. 1 Thess. 2:15.dat gij kinderen zijt dergenen, die de profeten gedood hebben.
32Gij dan ook, vervult de mate uwer vaderen!
33Matt. 3:7.Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?
34Luk. 11:49.Daarom ziet, Matt. 10:16. Luk. 10:3. Joh. 16:2. Hand. 7:52.Ik zende tot u profeten, en wijzen, en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult Matt. 10:17. Hand. 5:40.gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad;
35Opdat op u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, Gen. 4:8. Hebr. 11:4.van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op 2 Kron. 24:21.het bloed van Zacharía, den zoon van Barachía, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar.
36Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.
37Luk. 13:34.Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en Matt. 21:35, 36.stenigt, die tot u gezonden zijn! Ps. 17:8. 91:4.hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen; en gijlieden hebt niet gewild.
38Ps. 69:26. Jes. 1:7. Jer. 7:34. Micha 3:12. Hand. 1:20.Ziet, uw huis wordt u woest gelaten.
39Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Ps. 118:26.Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren!