De Liturgie 2
De Liturgie

HSV

Kort Begrip der Christelijke religie

voor hen die zich willen begeven tot des Heeren Heilig Avondmaal

Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij welgetroost, zaliglijk leven en sterven moogt?

Drie stukken Ef. 5:8.: ten eerste, hoe groot mijn zonde en ellende zij 1 Joh. 1:8.; ten andere, hoe ik van al mijn zonde en ellende verlost worde Joh. 17:3.; ten derde, hoe ik Gode voor mijn verlossing zal dankbaar zijnRom. 6:13. Catechismus vr. 1 en 2. .

DEEL 1

Van des mensen ellende

2 Waaruit kent gij uw ellende?

Uit de wet Gods.

Rom. 3:20. Cat. vr. 3. Dordtse Leerregels hoofdstuk III en IV, § 5.

3 Wat heeft u God in Zijn wet bevolen?

Dat heeft Hij ons schriftelijk in de tien geboden begrepen, welke aldus luiden, Ex. 20:2:

Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.

Het eerste gebod

Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Het tweede gebod

Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen dat boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen. Want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoeke aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden.

Het derde gebod

Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.

Het vierde gebod

Gedenk den Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage. Daarom zegende de HEERE den Sabbatdag, en heiligde denzelven.

Het vijfde gebod

Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE, uw God, geeft.

Het zesde gebod

Gij zult niet doodslaan.

Het zevende gebod

Gij zult niet echtbreken.

Het achtste gebod

Gij zult niet stelen.

Het negende gebod

Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Het tiende gebod

Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is.

4 Hoe worden deze tien geboden gedeeld?

In twee tafelen.

5 Welke is de hoofdsom van hetgeen u God gebiedt in de vier geboden der eerste tafel?

Dat ik den Heere, mijn God, zal liefhebben van ganser harte, van ganser ziele, van gansen gemoede, en met alle krachten Deut. 10:12. Cat. vr. 4.. Dit is het eerste, en het groot gebod. Matth. 22:37, 38.

6 Welke is de hoofdsom van hetgeen u God gebiedt in de zes geboden der tweede tafel?

Dat ik mijn naaste zal liefhebben als mijzelf Lev. 19:18. Cat. vr. 4.. Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de Profeten. Matth. 22:39, 40.

7 Kunt gij dit alles volkomenlijk houden?

Neen ik Rom. 3:10, 12.; maar ik ben van nature geneigd God Rom. 8:7. en mijn naaste Tit. 3:3. te haten, en Gods geboden met gedachten Gen. 6:5., woorden Jak. 3:8. en werken Joh. 3:19. Cat. vr. 5. Geloofsbelijdenis art. 14. Leerregels III en IV, § 1-5. te overtreden.

8 Heeft God u alzo boos en verdorven van natuur geschapen?

Neen Hij Job 34:10.; maar Hij heeft mij goed Gen. 1:31. en naar Zijn evenbeeld Gen. 1:27. geschapen, in ware kennis Gods, Kol. 3:9, 10., gerechtigheid en heiligheid Ef. 4:24. Cat. vr. 6. Geloofsbel. art. 14. Leerregels III en IV, § 1..

9 Vanwaar komt dan die verdorvenheid, die in u is?

Uit den val en de ongehoorzaamheid Rom. 5:19. van Adam en Eva in het Paradijs, waar onze natuur alzo is verdorven Gen. 5:3., dat wij allen Rom. 3:24. in zonden ontvangen en geboren worden Ps. 51:7. Gen. 3. Cat. vr. 7. Geloofsbel. art. 14 en 15. Leerregels III en IV, § 1-3. .

10 Wat is dat voor een ongehoorzaamheid geweest?

Dat zij hebben gegeten Gen. 3:6. van de vrucht des booms, welke God hun verboden had Gen. 2:16, 17..

11 Gaat ons de ongehoorzaamheid van Adam aan?

Ja, zij toch Rom. 5:18.; want hij is ons aller vader Hand. 17:26., en wij hebben allen in hem Rom. 5:12. Geloofsbel. art. 14 en 15. Leerregels I, § 1; III en VI, § 1-4. gezondigd.

12 Zo zijn wij dan onbekwaam tot enig goed als uit onszelf, en geneigd tot alle kwaad?

Ja wij Jer. 13:23.; tenzij wij door den Geest Gods wedergeboren worden Joh. 3:5, 6. Cat. vr. 8. Geloofsbel. art. 14 en 15. Leerregels III en IV, § 3, 11, 12..

13 Wil God zulke ongehoorzaamheid en verdorvenheid ongestraft laten?

Neen Hij Hab. 1:13. Ps. 7:12. ; maar naar Zijn rechtvaardig oordeel wil Hij die tijdelijk Jer. 7:20. en eeuwiglijk 2 Thess. 1:8. Cat. vr. 10, 11. Geloofsbel. art. 16. Leerregels I, § 1, 15; II, § 1. straffen, gelijk geschreven staat: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Gal. 3:10.

DEEL 2

Van des mensen verlossing uit zijn ellende

14 Hoe kunt gij deze straffen ontgaan en wederom tot genade komen?

Door zulk een Middelaar, Die tegelijk Matth. 1:23. waarachtig God b Jer. 23:5, 6. en een waarachtig 1 Kor. 15:21. rechtvaardig Hebr. 7:26. Cat. vr. 12-17. Geloofsbel. art. 17, 20 en 26. Leerregels II, § 1, 2. mens is.

15 Wie is die Middelaar?

Onze Heere Jezus Christus 1 Tim. 2:5., Die in één Persoon waarachtig God Joh. 1:1., en een waarachtig rechtvaardig mens Hebr. 2:14. Cat. vr. 18, 19. Geloofsbel. art. 10, 18, 19. Leerregels II, § 2-4. is.

16 Kunnen de engelen onze middelaars niet zijn?

Neen zij; want zij zijn Hebr. 1:14. Cat. vr. 14, 15, 30. Geloofsbel. art. 12. noch God noch mensen.

17 Kunnen de heiligen onze middelaars niet zijn?

Neen zij; want zij hebben zelf gezondigd Job. 15:14., en zijn niet anders dan door dezen enigen Middelaar zalig geworden Joh. 14:6. Cat. vr. 30. Geloofsbel. art. 26. Leerregels I, § 1, 2, 7; V, § 1-3. .

18 Zullen ook alle mensen door den Middelaar Jezus zalig worden, gelijk zij allen door Adam zijn verdoemd geworden?

Neen zij Matth. 22:14.; maar alleen Joh. 3:36., die Hem met een waar geloof aannemen Joh. 1:12. Cat. vr. 20. Geloofsbel. art. 16, 22. Leerregels I, § 4-6; II, § 5, 8., gelijk geschreven staat, Joh. 3:16: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

19 Wat is een waar geloof?

Het is een stellige kennis Hebr. 11:1. van God en van Zijn beloften, ons in het Evangelie Rom. 1:16, 17. geopenbaard, en een hartelijk vertrouwen, dat mij al mijn zonden om Christus’ wil vergeven zijn Ef. 1:7. Cat. vr. 21. Geloofsbel. art. 22. Leerregels I, § 5 en 6; III en IV, § 14; V, § 8-10..

20 Wat is de hoofdsom van hetgeen ons God in het Evangelie belooft en bevolen heeft te geloven?

Dat is begrepen in de twaalf artikelen des algemenen Christelijken geloofs, die aldus luiden:

1 Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

2 En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;

3 Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria;

4 Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;

5 ten derden dage wederom opgestaan van de doden;

6 opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;

7 vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

8 Ik geloof in den Heiligen Geest.

9 Ik geloof een heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;

10 vergeving der zonden;

11 wederopstanding des vleses;

12 en een eeuwig leven.

21 Als gij belijdt te geloven in God den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest, bedoelt gij daarmede drie Goden?

Neen ik geenszins; want er is maar één enig Deut. 6:4. Cat. vr. 24, 25. Geloofsbel. art. 1. waarachtig God.

22 Waarom noemt gij dan drie: den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest?

Omdat God Zich alzo in Zijn Woord 2 Tim. 3:16. heeft geopenbaard, dat deze drie onderscheiden Personen de enige en waarachtige God zijn 1 Joh. 5:7. Cat. vr. 25. Geloofsbel. art. 2-7, 8 en 9.; gelijk wij ook gedoopt zijn in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Matth. 28:19.

23 Wat gelooft gij met deze woorden: ‘Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?

Dat de eeuwige Vader 1 Kor. 8:6. van onzen Heere Jezus Christus, Die hemel en aarde Gen. 1:1. uit niet Hebr. 11:3. geschapen Ps. 33:9. heeft, en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt Ps. 145:15, 16., om Zijns Zoons Christus’ wil, mijn God en mijn Vader 2 Kor. 6:18. Cat. vr. 26-28. Geloofsbel. art. 12-14. is.

24 Wat gelooft gij met deze woorden: ‘En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere?

Dat Jezus Christus de eeuwige Spr. 8:23. en enige Joh. 1:18. Zoon Hebr. 1:5. des Vaders Joh. 5:26. is, éénswezens Filipp. 2:6. Cat. vr. 33. Geloofsbel. art. 10. met God den Vader, en den Heiligen Geest.

25 Gelooft gij niet, dat Hij ook mens geworden is?

Ja ik 1 Joh. 4:2, 3.; want Hij is Luk. 1:35. Cat. vr. 35, 36. Geloofsbel. art. 18. ontvangen van den Heiligen Geest, en geboren uit de maagd Maria.

26 Is dan Zijn Godheid veranderd in mensheid?

Neen Joh. 1:14. Cat. vr. 35. Geloofsbel. art. 19.; want de Godheid is onveranderlijk.

27 Hoe is Hij dan mens geworden?

Door aanneming Filipp. 2:6, 7. der mensheid in enigheid Rom. 9:5. Cat. vr. 35. Geloofsbel. art. 18, 19. Zijns persoons.

28 Heeft Hij dan Zijn mensheid uit den hemel gebracht?

Neen Hij; maar Hij heeft die aangenomen Filipp. 2:7. uit de maagd Maria Luk. 1:30, 31., door de werking des Heiligen Geestes Luk. 1:35. Cat. vr. 35. Geloofsbel. art. 18., en is alzo ons, Zijn broederen, in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde.

Hebr. 2:17 en 4:15.

29 Waarom wordt Hij ‘Jezus’, dat is ‘Zaligmaker’, genoemd?

Omdat Matth. 1:21. Cat. vr. 29. Geloofsbel. art. 21. Hij Zijn volk zalig maakt van hun zonden.

30 Is er anders geen Zaligmaker?

Neen Joh. 14:6. Cat. vr. 30. Geloofsbel. art. 26.; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden, dan de Naam van Jezus. Hand. 4:12.

31 Waarom wordt Hij ‘Christus’, dat is, ‘Gezalfde’, genoemd?

Omdat Hij Joh. 1:42. met den Heiligen Geest Hand. 10:38. is gezalfd, en van God den Vader is verordend, tot onzen groten Profeet Hand. 3:22. , tot onzen enigen Hogepriester Ps. 110:4., en tot onzen eeuwigen Koning Luk. 1:32, 33. Cat. vr. 31, 32..

32 Wat heeft dan Jezus Christus gedaan om ons zalig te maken?

Hij heeft voor ons Matth. 20:28. [geleden] 1 Petr. 3:18., is gekruisigd Mark. 15:25., en gestorven 1 Kor. 15:3., is begraven 1 Kor. 15:4., en nedergedaald ter helle Matth. 27:46., dat is: Hij heeft de helse pijn geleden; en is alzo Zijn Vader gehoorzaam geworden Filipp. 2:8., opdat Hij ons van de tijdelijke en eeuwige straffen der zonde verlossen zou Gal. 3:13. Cat. vr. 37-44. Geloofsbel. art. 20, 21. Leerregels II, § 1-9..

33 In welke natuur heeft Hij dit geleden?

Alleen in Zijn menselijke natuur, dat is, in Zijn ziel Matth. 26:38. en lichaam 1 Petr. 2:24. Cat. vr. 37. Geloofsbel. art. 18, 21. Leerregels II, § 1, 2..

34 Wat heeft dan Zijn Godheid hiertoe gedaan?

Zijn Godheid heeft door haar kracht die aangenomen mensheid alzo gesterkt Ps. 130:3., dat zij den last des toorns van God tegen de zonde Nahum 1:6. heeft kunnen verdragen, en ons daarvan verlossen 1 Joh. 1:7. Cat. vr. 17. Geloofsbel. art. 21. Leerregels II, § 1-4..

35 Is Christus in den dood gebleven?

Neen 1 Kor. 15:17, 18. Hij; maar Hij is ten derden dage opgestaan van de doden Luk. 24:34. tot onze rechtvaardigmaking 1 Kor. 1:30. Cat. vr. 45. Geloofsbel. art. 19, 20..

Rom. 4:25.

36 Waar is Christus nu naar Zijn mensheid?

Hij is opgevaren ten hemel Hand. 1:9., en zit ter rechterhand van God den Vader Mark. 16:19., dat is: verheven in de hoogste heerlijkheid boven alle schepselen Ef. 1:20, 21. Cat vr. 46, 49-51. Geloofsbel. art. 26..

37 Waartoe is Hij daar zo hoog verheven?

Inzonderheid, opdat Hij vandaar Zijn gemeente zou regeren a Ef. 1:22., en onze Voorbidder zijn bij den Vader Hebr. 7:25. Cat. vr. 50, 51. Geloofsbel. art. 26..

38 Is Hij dan niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft? Matth. 28:20.

Naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest, wijkt Hij nimmermeer Matth. 18:20. van ons; maar naar Zijn mensheid Joh. 16:7. blijft Hij in den hemel Hand. 3:21., totdat Hij eenmaal komen zal Hand. 1:11. om te oordelen de levenden en de doden 2 Kor. 5:10. Cat. vr. 47, 48, 52. Geloofsbel. art. 19, 37. .

39 Wat gelooft gij van ‘den Heiligen Geest?

Dat Hij tezamen 1 Joh. 5:7. met den Vader en den Zoon waarachtig, eeuwig God Hand. 5:3, 4. is, en dat Hij mij van den Vader door Christus gegeven zijnde Gal. 4:6., wederbaart Joh. 6:63., in alle waarheid leidt Joh. 14:26., mij troost Hand. 9:31., en in eeuwigheid bij mij zal blijven Joh. 14:16. Cat. vr. 53. Geloofsbel. art. 11. Leerregels III en IV, § 3, 11- 13, 16..

40 Wat gelooft gij van de ‘heilige, algemene Kerk?

Dat de Zoon Gods Joh. 10:11. uit het ganse menselijk geslacht Openb. 5:9., de uitverkorenen ten eeuwigen leven Rom. 8:29, 30. , door Zijn Geest en Woord Hand. 16:14., Zich tot een gemeente Ef. 4:11, 12. vergadert; waarvan ik geloof, dat ik een levend lidmaat 1 Joh. 3:14. ben en eeuwig zal blijven Joh. 10:28. Cat. vr. 54, 55. Geloofsbel. art. 27. Leerregels II, § 8, 9; V, § 1-15..

41 Waar vergadert Hij deze Kerk?

Waar Hand. 2:42, 47. Cat. vr. 54. Geloofsbel. art. 28- 32. Leerregels II, § 5; III en IV, § 6, 7. men Gods Woord recht predikt, en de Heilige Sacramenten bedient naar de instelling van Christus.

42 Welke weldaden doet God aan deze gemeente?

Hij schenkt haar vergeving der zonden Ef. 1:7., wederopstanding des vleses Filipp. 3:21., en het eeuwige leven 1 Kor. 2:9. Cat. vr. 56-58. Geloofsbel. art. 23, 37..

43 Wat baat het u nu, dat gij dit alles gelooft?

Dat ik in Christus voor God rechtvaardig Rom. 5:1. Cat. vr. 59. ben.

44 Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?

Alleen Rom. 3:28. door een waar geloof in Jezus Christus Gal. 2:16. Cat. vr. 60. Geloofsbel. art. 22..

45 Hoe is ’t te verstaan, dat gij door het geloof gerechtvaardigd zijt?

Alzo, dat alleen de volkomen genoegdoening 2 Kor. 5:21. en gerechtigheid Rom. 5:19. van Christus, door God mij wordt toegerekend 1 Kor. 1:30., waardoor mij mijn zonden vergeven en ik een erfgenaam des eeuwigen levens word Hand. 26:18.; en dat ik die niet anders dan door het geloof kan aannemen Rom. 4:5. Cat. vr. 60, 61. Geloofsbel. art. 22, 23..

46 Waarom kunnen onze goede werken onze gerechtigheid voor God niet zijn, noch ook een stuk daarvan?

Daarom, dat ook onze beste werken in dit leven onvolkomen en met zonde bevlekt zijn.

Jes. 64:6. Cat. vr. 62. Geloofsbel. art. 24.

47 Verdienen dan onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?

Deze beloning 1 Kor. 3:8. geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade Luk. 17:10. Cat. vr. 63, 64. Geloofsbel. art. 24. Leerregels V, § 12, 13..

48 Wie werkt dat geloof in u?

De Heilige Geest. 1 Kor. 12:3. Cat. vr. 65. Geloofsbel. art. 24. Leerregels III en IV, § 6, 10.

49 Door wat middel?

Door het gehoor van het gepredikte Woord Rom. 10:14, 17. Cat. vr. 65. Geloofsbel. art. 24. Leerregels. I, § 16; III en IV, §11, 12, 16, 17..

50 Hoe versterkt Hij dat geloof?

Door datzelfde gepredikte Woord, en het gebruik der Heilige Sacramenten. 1 Petr. 2:2. Cat. vr. 65. Geloofsbel. art. 33. Leerregels III en IV, § 17; V, § 14.

51 Wat zijn Sacramenten?

Heilige tekenen en zegelen Rom. 4:11., van God ingesteld, om ons daardoor te verzekeren, dat Hij ons vergeving der zonden Hand. 2:38. Cat. vr. 66, 67. Geloofsbel. art. 33., en het eeuwige leven uit genade schenkt, om het enige slachtoffer van Christus aan het kruis volbracht.

52 Hoeveel Sacramenten heeft Christus in het Nieuwe Testament ingesteld?

Twee: den Heiligen Doop en het Heilig Avondmaal.

Cat. vr. 68. Geloofsbel. art. 33.

53 Welk is het teken in den Doop?

Het water Hand. 8:36., waarmede wij gedoopt worden in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes Matth. 28:19. Cat. vr. 69. Geloofsbel. art. 34..

54 Wat betekent en verzegelt dat?

De afwassing der zonden Hand. 22:16. door het bloed 1 Joh. 1:7. en den Geest 1 Kor. 6:11. Cat. vr. 70. Geloofsbel. art 34. van Jezus Christus.

55 Waar heeft ons Christus zulks toegezegd en beloofd?

In de inzetting des Doops, die aldus luidt: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen; onderwijst alle volken, hen dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.

Mark. 16:15, 16. Cat. vr. 71-73. Geloofsbel. art. 34.

56 Zal men ook de jonge kinderen dopen?

Ja Kol. 2:11, 12., want zij zijn al zowel als de volwassenen in het verbond Hand. 2:39. van God en in Zijn gemeente 1 Kor. 7:14. begrepen Matth. 19:14. Cat. vr. 74. Geloofsbel. art. 33, 34. Leerregels I, § 17..

57 Welk is het uiterlijk teken in het Avondmaal?

Het gebroken brood, dat wij eten, en de vergoten wijn, dien wij drinken, tot gedachtenis van het lijden en sterven van Christus 1 Kor. 11:26..

58 Wat betekent en verzegelt dat?

Dat Christus onze ziel met Zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed spijst en laaft ten eeuwigen leven 1 Kor. 10:16. Cat. vr. 75, 76. Geloofsbel. art. 33 en 35..

59 Waar heeft ons Christus zulks toegezegd?

In de instelling des Heiligen Avondmaals, die door Paulus aldus wordt beschreven, 1 Kor. 11:23-26: Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam; en als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt.

Cat. vr. 77.

60 Wordt het brood veranderd in het lichaam van Christus, of de wijn in Zijn bloed?

Neen; niet meer dan het water in den Doop wordt veranderd in het bloed van Christus.

Cat. vr. 78-80. Geloofsbel. art. 33 en 35.

61 Hoe moet gij uzelf beproeven, eer gij tot het Avondmaal des Heeren gaat?

Eerst moet ik onderzoeken 1 Kor. 11:28, 29., of ik mijzelf vanwege mijn zonden mishaag, en mij daarom voor God verootmoedig Ps. 51:19.. Ten tweede, of ik geloof 2 Kor. 13:5. en vertrouw, dat mij al mijn zonden om Christus’ wil vergeven zijn. Ten derde, of ik ook een ernstig voornemen Ps. 119:40. Cat. vr. 81. Geloofsbel. art. 33 en 35. heb, om voortaan in alle goede werken te wandelen.

62 Zal men ook diegenen ten Avondmaal laten gaan, die ongoddelijke leer drijven of een ergerlijk leven leiden?

Neen; opdat Gods verbond Ps. 50:16, 17. niet worde ontheiligd, en Zijn toorn over de ganse gemeente 1 Kor. 11:30. Cat. vr. 82. Geloofsbel. art. 32. niet aangestoken worde.

63 Hoe zal men dan met zodanigen handelen?

Volgens de ordinantie, die ons Christus daarvan gegeven heeft, Matth. 18:15-17, welke aldus luidt: Indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog één of twee met u, opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.

Cat. vr. 83-85. Geloofsbel. art. 32. Leerregels III en IV, § 15.

DEEL 3

Van de dankbaarheid die men Gode voor de verlossing schuldig is

64 Aangezien wij alleen uit genade door Christus zalig worden, waarom moet gij nog goede werken doen?

Niet Ef. 2:8. om den hemel daarmede te verdienen, hetwelk Christus heeft gedaan 1 Petr. 3:18., maar omdat God mij zulks heeft geboden Filipp. 4:8. Cat. vr. 86. Geloofsbel. art. 24, 25. Leerregels I, § 9, 12, 13..

65 Waartoe dienen dan uw goede werken?

Dat ik Gode daarmede dankbaarheid voor al Zijn weldaden bewijze, en Hij door mij geprezen worde Matth. 5:16.; dat ik ook uit de goede werken, als uit de vruchten, van de echtheid van mijn geloof verzekerd zij 2 Petr. 1:10.; en dat mijn naaste daardoor gesticht en voor Christus gewonnen worde 1 Petr. 2:12. Cat. vr. 86. Geloofsbel. art. 24. Leerregels I, § 12; V, § 12, 13..

66 Zullen diegenen ook zalig worden, die geen goede werken doen?

Neen zij Matth. 3:10. Cat. vr. 87. Leerregels I, § 13. ; want de H. Schrift zegt, dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, hoereerder, dief, geldgierige, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het Rijk Gods beërven zal, 1 Kor. 6:9, 10, tenzij dat zij zich tot God bekeren.

67 Waarin bestaat de bekering des mensen?

In een hartelijk leedwezen Jer. 31:19. en vlieden van de zonden Rom. 6:13.; en in een ernstigen lust Rom. 7:22. en doen Gal. 5:25. Cat. vr. 91. Geloofsbel. art. 24. Leerregels V, § 7, 12, 13. van alle goede werken.

68 Wat zijn goede werken?

Alleen die uit waar geloof Rom. 14:23., naar de wet Gods Ez. 36:27., Hem ter eer 1 Kor. 10:31., geschieden; en niet die op menseninzetting Matth. 15:9., of op ons goeddunken Kol. 3:23. Cat. vr. 91-113. Geloofsbel. art. 24. Leerregels I, § 9. gegrond zijn.

69 Kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, de wet Gods volkomen houden?

Neen zij toch 1 Joh. 1:8., maar ook de allerheiligsten, zolang zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid Rom. 7:14 en 15.; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen, niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven Rom. 7:22.; gelijk zij ook den Heere geduriglijk bidden om dagelijks daarin toe te nemen Ps. 119:4, 5. Cat. vr. 114-116. Geloofsbel. art. 24. Leerregels I, § 16; V, §1-5, 12, 13..

70 Wien moeten wij hierom bidden?

Niet enig schepsel, maar alleen God Matth. 4:10., Die ons helpen kan Ef. 3:20., en om Jezus Christus’ wil verhoren wil Joh. 15:7. Cat. vr. 116, 117. Geloofsbel. art. 13, 26..

71 In Wiens Naam moeten wij God bidden?

Alleen in den Naam van Christus Joh. 16:23 en niet in den naam van enigen heilige Jes. 63:16. Cat. vr. 116, 117. Geloofsbel. art. 26. .

72 Om welke dingen moeten wij dezen God bidden?

Om alle geestelijke Jak. 1:5. en lichamelijke Spr. 30:8, 9. Cat. vr. 118 nooddruft, welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed dat Hij Zelf ons geleerd heeft.

73 Hoe luidt dat gebed?

Onze Vader, Die in de hemelen zijt;

Uw Naam worde geheiligd.

Uw Koninkrijk kome.

Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.

En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.

Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid.

Amen.

Matth. 6:9-13. Cat. vr. 119.

74 Wat begeert gij van God in dit ganse gebed?

Ten eerste, dat al wat dient tot Gods eer, bevorderd worde, en daarentegen geweerd, wat haar verhindert, of Zijn wil wederstaat. Ten andere, dat Hij mij met alle nooddruft naar het lichaam verzorge, en naar de ziel mij beware voor alle kwaad, dat mij aan mijn zaligheid zou kunnen schadelijk zijn.

Cat. vr. 120-129.

Als degenen, die zich tot de gemeente begeven willen, deze hoofdstukken in den grond bekend en beleden hebben, zo vraagt men hun, of zij ook ergens in, aangaande de leer, enigen twijfel hebben; opdat men hun moge genoegdoen. Indien iemand onder hen zegt: Ja, zo zoekt men hem uit de Schrift te voldoen; en is ’t dat zij allen gerust zijn, zo vraagt men, of zij ook voorgenomen hebben, door Gods genade bij deze leer te blijven, de wereld te verzaken, en een nieuw Christelijk leven te leiden. Ten einde vraagt men ook, of zij zich aan de Christelijke tucht willen onderwerpen. Hetwelk gedaan hebbende, men hen vermaant tot vrede, liefde en eendrachtigheid met alle mensen, en tot vredemaking, indien iemand van hen met zijn naaste iets uitstaande heeft.

Nog niet beschikbaar