Galaten 1
De brief van de apostel Paulus aan de Galaten

HSV

Afzenders, geadresseerden, groet

1Paulus, een apostel – geroepen, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar Tit. 1:3door Jezus Christus en God de Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft –

2en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië:

3Rom. 1:7; 1 Kor. 1:3; Efez. 1:2; 1 Petr. 1:2genade zij u en vrede van God de Vader en van onze Heere Jezus Christus,

4Matt. 20:28; Gal. 2:20; Efez. 5:2; Tit. 2:14; Hebr. 9:14Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons zou ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld, overeenkomstig de wil van onze God en Vader.

5Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.

Geen ander Evangelie

6Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie,

7terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen Hand. 15:1die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien.Ontroerd vs. in verwarring: Op het eerste gezicht lijkt er een groot verschil te zijn tussen het ontroerd worden van de SV en het in verwarring raken in de herziening. Dit is echter niet het geval. Ook hier heeft in de loop der jaren een betekenisverschuiving plaatsgehad. Ontroerd worden betekende in de tijd dat de SV ontstond iets anders dan wat wij er nu onder verstaan. Het Griekse grondwoord tarassoo betekent gewoonweg in verwarring raken. Zo is het ook overal in de HSV weergegeven, behalve in het Evangelie naar Johannes. Daar heeft het namelijk ook betrekking op de Heere Jezus (11:33; 12:27; 13:21) en is in verwarring raken minder gepast. Daarom is in dit boek gekozen voor in beroering raken.

82 Kor. 11:4Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.

9Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt.

De roeping van Paulus tot apostel

10Want ben ik nu bezig mensen te 1 Thess. 2:4overtuigen, of God? Jak. 4:4Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.

111 Kor. 15:1Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie dat door mij verkondigd is, niet naar de mens is.

12Efez. 3:3Want ik heb dat ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.

13Hand. 8:3; 9:1; 22:4; 26:9; Filipp. 3:6; 1 Tim. 1:13U hebt immers gehoord van mijn levenswandel, voorheen in het Jodendom, dat ik de gemeente van God uitermate fel vervolgde en die verwoestte;

14en dat ik in het Jodendom meer vorderingen maakte dan veel leeftijdgenoten onder mijn volk, omdat ik een nog groter ijveraar was voor de overleveringen van mijn vaderen.

15Hand. 9:15; 13:2Maar toen het God, Die mij vanaf de buik van mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde

16Zijn Zoon in mij te openbaren, Hand. 9:15; 13:2; 22:21; Gal. 2:8; Efez. 3:8opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, ging ik meteen niet te rade Matt. 16:17bij vlees en bloed,In de SV lezen we in Gal. 1:15-16: “… toen het Gode behaagde Zijn Zoon in mij te openbaren … ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed ...”. De HSV heeft daar: “... ging ik niet meteen (omgekeerde volgorde) te rade bij vlees en bloed.” Volgens één briefschrijver suggereert de HSV dat Paulus later wél te rade gegaan zou (kunnen) zijn met vlees en bloed. Aan de volgorde van de woorden in het Grieks kun je echter niet zomaar dit soort conclusies verbinden, want het Grieks heeft heel andere regels wat woordvolgorde betreft dan het Nederlands. Een al te letterlijke vertaling kan tot onjuiste conclusies leiden. Wat wil Paulus nu eigenlijk zeggen? Hij zegt dat hij na zijn bekering geen contact heeft gezocht met andere christenen maar eerst naar Arabië is gegaan. Daar heeft hij zich klaarblijkelijk door de Heere Zelf laten onderwijzen. Drie jaar later is hij wel degelijk naar Jeruzalem gegaan en heeft hij contact gezocht met de apostelen. Waarom zou Paulus later niet te rade zijn gegaan bij anderen? Er is geen enkele reden om dat te veronderstellen. De HSV veronderstelt niets wat niet door de context ondersteund wordt.

17en ging ik ook niet naar Jeruzalem, naar hen die al vóór mij apostel waren; maar ik vertrok naar Arabië en keerde weer terug naar Damascus.

18Daarna, drie jaar later, ging ik naar Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef vijftien dagen bij hem.

19En ik heb niemand anders van de apostelen gezien; alleen Jakobus, de broer van de Heere.

20Wat ik u schrijf, zie, ik getuig Rom. 1:9; 9:1; 2 Kor. 1:23; 11:31; 1 Thess. 2:5; 1 Tim. 5:21; 2 Tim. 4:1voor God dat ik niet lieg.

21Daarna kwam ik in de streken van Syrië en Cilicië.

22En ik was van gezicht onbekend aan de gemeenten van Judea die in Christus zijn.

23Maar zij hadden alleen horen zeggen: Hij die ons voorheen vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij voorheen verwoestte.

24En zij verheerlijkten God in mij.

1

Opschrift en groet

1Paulus, een apostel, (geroepen niet van mensen, noch door een mens, maar Tit. 1:3.door Jezus Christus, en God den Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft),

2En al de broeders, die met mij zijn, aan de Gemeenten van Galátië:

3Rom. 1:7. 1 Kor. 1:3. Efez. 1:2. 1 Petr. 1:2.Genade zij u en vrede van God den Vader, en onzen Heere Jezus Christus;

4Matt. 20:28. Gal. 2:20. Efez. 5:2. Tit. 2:14. Hebr. 9:14.Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader;

5Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.

Onstandvastigheid der Galaten Paulus' verdediging van zijn apostelambt

6Ik verwonder mij, dat gij zo haast wijkende van dengene, die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander evangelie;

7Daar er geen ander is; maar er zijn sommigen, Hand. 15:1.die u ontroeren, en het Evangelie van Christus willen verkeren.

82 Kor. 11:4.Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.

9Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.

10Want 1 Thess. 2:4.predik ik nu de mensen, of God? Jak. 4:4.Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.

111 Kor. 15:1.Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk van mij verkondigd is, niet is naar den mens.

12Efez. 3:3.Want ik heb ook hetzelve niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus.

13Hand. 8:3. 9:1. 22:4. 26:9. Filipp. 3:6. 1 Tim. 1:13.Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte;

14En dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen.

15Hand. 9:15. 13:2.Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade,

16Zijn Zoon in mij te openbaren, Hand. 9:15. 13:2. 22:21. Gal. 2:8. Efez. 3:8.opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan Matt. 16:17.met vlees en bloed;

17En ben niet wederom gegaan naar Jeruzalem, tot degenen, die vóór mij apostelen waren; maar ik ging henen naar Arabië, en keerde wederom naar Damaskus.

18Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen.

19En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, den broeder des Heeren.

20Hetgeen nu ik u schrijf, ziet, ik getuig Rom. 1:9. 9:1. 2 Kor. 1:23. 11:31. 1 Thess. 2:5. 1 Tim. 5:21. 2 Tim. 4:1.voor God, dat ik niet lieg!

21Daarna ben ik gekomen in de gewesten van Syrië en van Cilícië.

22En ik was van aangezicht onbekend aan de Gemeenten in Judéa, die in Christus zijn.

23Maar zij hadden alleenlijk gehoord, dat men zeide: Degene, die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte.

24En zij verheerlijkten God in mij.