Christus hoger dan Aäron
1Want elke hogepriester die uit de mensen wordt genomen, is ten dienste van mensen aangesteld met het oog op de dingen die bij God te doen zijn, om gaven en offers te brengen vanwege de zonden.
2Hij kan voluit medelijden hebben met de onwetenden en dwalenden, omdat hij ook zelf met zwakheid omvangen is.
3En daarom moet hij, Lev. 9:7; 16:6; Hebr. 7:26evenals voor het volk, ook voor zichzelf offeren vanwege de zonden.
42 Kron. 26:16En niemand neemt die eer voor zichzelf, maar men wordt er door God toe geroepen, Ex. 28:1; 1 Kron. 23:13zoals Aäron.
5Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer gegeven om Hogepriester te worden, maar Hij Die tot Hem heeft gesproken: Ps. 2:7; Hand. 13:33; Hebr. 1:5U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt.
6Zoals Hij ook op een andere plaats zegt: Ps. 110:4; Hebr. 7:17U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
7Matt. 26:39; 27:46,50; Joh. 17:1In de dagen dat Hij op aarde was,5:7 dat Hij op aarde was - Letterlijk: in de dagen van Zijn vlees. heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord.
8Filipp. 2:6Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden.
9En toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden.
10Door God is Hij Hogepriester genoemd naar de ordening van Melchizedek.
Geestelijke onvolwassenheid
11Over hem hebben wij veel dingen te zeggen, die moeilijk zijn om uit te leggen, omdat u traag geworden bent in het horen.
121 Kor. 3:1,2,3Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel.
13Ieder immers die van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid, want hij is een kind.
14Maar voor de volwassenen5:14 volwassenen - Letterlijk: volmaakten. is er het vaste voedsel, voor hen die hun zintuigen door het gebruik ervan geoefend hebben om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad.
5
Christus overtreft Aäron
1Want alle hogepriester, uit de mensen genomen, wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God te doen zijn, opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden;
2Die behoorlijk medelijden kan hebben met de onwetenden en dwalenden, overmits hij ook zelf met zwakheid omvangen is;
3En om derzelver zwakheid wil moet hij Lev. 9:7. 16:6. Hebr. 7:26.gelijk voor het volk, alzo ook voor zichzelven, offeren voor de zonden.
42 Kron. 26:16.En niemand neemt zichzelven die eer aan, maar die van God geroepen wordt, Ex. 28:1. 1 Kron. 23:13.gelijkerwijs als Aäron.
5Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Ps. 2:7. Hand. 13:33. Hebr. 1:5.Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
6Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Ps. 110:4. Hebr. 7:17.Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.
7Matt. 26:39. 27:46, 50. Joh. 17:1.Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze.
8Filipp. 2:6.Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden.
9En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden;
10En is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizédek.
11Van Denwelken wij hebben vele dingen, en zwaar om te verklaren, te zeggen, dewijl gij traag om te horen geworden zijt.
121 Kor. 3:1, 2, 3.Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, als die melk van node hebben, en niet vaste spijze.
13Want een iegelijk, die der melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gerechtigheid; want hij is een kind.
14Maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben, tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads.